De Vorsten v/d Canon De Prins v/d Canon 3 augustus 2010
 

Het Eeuwig Evangelie – Bijgeschrift

Prins van de Canon

1. Welaan, ziet, en overzie de aarde. Strekt uw vleugelen uit over haar, en ziet hoe zij kerken heeft gebouwd, reikende tot aan de eeuwigheden. Ziet hoe zij zich een naam heeft gemaakt. De aarde huilt, en haar tranen reiken tot aan de hemelen. De Heere heeft haar hulpgeroep gehoord.

2. Welaan, bekijkt de aarde, stijg hoog boven haar uit, als een ekster. Heeft God niet aan haar Zijn zalving gegeven, maar kijk, zij bouwde een naam voor zichzelf. Zij bouwde kerken. Ziet gij het niet ?

3. Welaan, kijk dan scherp. Zij heeft haar schuld opgehoopt. Zij heeft haar eigen huis gebouwd, haar schat, en naar een ander omkijken deed zij niet. Sluit daarom uw oren voor haar, en keert weder tot uw Heere.

4. Ziet gij dan niet dat de aarde vol is met uitwerpselen, met christus-cultussen, ja, afgoderijen. Zij verafgoden Christus, maar wees Christus als tweede Adam dan niet terug naar de eerste Adam, naar de natuur, het paradijs. En wijst de eerste Adam dan niet terug naar de God die alles schiep, de Vader. Maar de goden die gij hebt zijn geen goden.

5. Keert dan terug tot de ekster, en laat uw afgoden liggen. Verafgood gij dan niet een stuk hout, de kruizen die gij u hebt gemaakt ? Wijst het kruis dan niet terug op de paradijselijke geschiedenis. Leed Adam dan niet als de gehangene ? Wees hij dan niet terug op de ekster die hing en gemaskerd werd ?

6. Aanbid gij dan geen aardse objecten ? Wijzen zij dan niet op een diepere werkelijkheid ? Zo dragen dan ware priesters de zes stenen van de canon als een hangzak aan hun gordel. Zij zijn uitverkoren door de ekster.

7. Verafgood uw kruizen niet meer, maar volg het pad waar het kruis op wijst, de diepere geschiedenis, want ver bent gij van de hemelse objecten afgedwaald.

8. Ik zal u een geheimenis vertellen : volg Lemul, het leeuwenpad, tot in de dieptes van het paradijs, waar de leeuwen van Eminius neerdalen en opstijgen, de Geest voor Gods Troon. Ik zal u een geheimenis vertellen, over de namen van de zes stenen. De witte steen heet Puchalini, de rode steen heet Tupuchette, de steen der karsuiken heet Tuvunius, de steen der hermitaten heet Fluvulua, de steen der ekster heet Pirfumata, de steen van Chawila heet Kuzaponia.

9. Berg deze stenen in het hart opdat gij niet zondige. Wees dan een priester van de ekster, en weet dat de gehangene meer is dan de gekruisigde, hetgeen wijst op een diepere geschiedenis. En heeft dan de Christus niet de engelen vrijgezet door de strop ? En wijzen de geschriften dan niet terug op de diepere paradijsen waar men viel door het verboden vlees in plaats van een verboden vrucht ? En wijzen de grondteksten daar dan niet op ? En bent gij dan vergeten dat niet allen vielen door het verbodene, maar dat sommigen vielen door ontvoering ?

10. De ekster draagt de regenboog, en houdt het geheimenis vast van al het leven en de geschiedenis. En zo zijn het deze drie dingen waar het kruis op wijst : het gouden leeuwenpad, de strop en het masker. Want het kruis was een bezoedeld object, deel van de lagere aardse gewesten, waar de mens door zijn leugenachtigheid in verstrikt raakte.

11. De ekster zal een nieuw lied zingen, en velen zullen volgen, en anderen zullen achterblijven. Zo is dan wel het eeuwig evangelie door een duif gebracht, het eeuwig evangelie door een ekster. En zoals de duif bezoedeld was als het eerste evangelie, zo is het tweede eeuwig en heilig.

12. Kent gij dan het geheimenis van de mintstruik. Zij is Ot, de kameleon. Sidot is de pauw. Zo is dan Ot de weg tot de Sidot. Ik spreek nu over de geheimenissen van de dieptes van het paradijs, het leven en de geschiedenis. Ik spreek nu over verborgenheden : De Ot is de verandering van gezichtspunt, en de Sidot is het meervoudige gezichtspunt. Sid is het gezichtspunt, de hagedis.

13. Ziet gij leven in deze woorden ? Gij zult, want dit is het enige wat u kan leiden uit de valse kerk en het valse christendom. Hier snijdt het mes. Dit is wat God bestemd heeft voor hen die hem ernstig zoeken. Wanneer gij in het paradijs aankomt, zoek dan naar het huis van de ekster, opdat gij aan het huis van de specht zult ontkomen. Nu, dit is een groot geheimenis. Gij zult eerst tot de tuin van de ekster moeten komen. Laat deze woorden tot u doordringen, totdat gij het geheimenis ziet.