Steen I De Witte Steen Boek 1. Efatas 8 februari 2009
Het eerste boek uit de Witte Steen van het Eeuwig Evangelie

Efatas

1. Op de godenberg schiep God de engelen, op de berg van Eeden, waar hij als eerste de behemoth schiep, die later van de Heere zou afvallen. 2. Zo schiep Hij ook de morgensterren waaronder ook lucifer was, de zoon des dageraads. 3. Ook schiep hij de zonen Gods, de aartsengelen, zoals Michael, Raphael, Gabriel, Uriel, en ook Jupitaster die later van de Heere zou afvallen en satan zou heten. 4. Ook schiep God de cherubs zoals Linjaser en Belial die later van de Heere zou afvallen. 5. Verder schiep God de seraphs zoals Latou en ook de Leviathan die later van de Heere zou afvallen. En de Heere bekleedde hen met kostbare edelstenen op de berg der goden, en de Heere gaf hen woningen in de zee. 6. En de Heere zag dat het goed was, en zegende dat deel van de hemelen en het engelen paradijs. 7. En de Heere plantte bomen op de berg der goden, en de engelen mochten van die allen eten, maar er was één boom waarvan de Heere hen had verboden te eten. 8. En die boom was genaamd de boom der zonde. Maar Jupitaster wandelde eens voorbij de boom der zonde, en wist wat de Heere over de boom had gezegd. 9. Nu was daar een slang genaamd de Virtus, en de slang richtte zich tot Jupitaster. 'God wil niet dat je van deze boom eet,' sprak de slang, 'want dan zult gij worden als Hem.' 10. De slang nu was een verborgen schepsel van ongekende schoonheid en mysterie, en Jupitaster werd gevuld met een begeerte meer van de slang te weten. 11. 'God weet wel dat uw ogen geopend zullen worden wanneer gij van de boom eet, daarom heeft Hij het verboden.' 12. En Jupitaster begeerde van de boom te eten, daar hij had geluisterd naar de slang. En Jupitaster hoorde het gekrijs van engelen die zagen hoe dicht hij bij de slang en de boom was gekomen, maar andere engelen kwamen ook dichterbij. 13. En Jupitaster begeerde te zijn als God, met geopende ogen, en hij begeerde een hogere troon, tot het bevredigen van zijn trots. 14. En hij zag hoe de boom der zonde een lust was, en hoe de slang naar hem lonkte. En Jupitaster nam van de zwarte vrucht, at, en gaf een deel aan Klajafus, een andere engel, die het dichtste bij hem stond, en ook begeerde van de vrucht te eten. 15. Toen gaf hij een ander deel aan Dismef, een tweede engel, en toen een deel aan Esjaf, een derde. Vervolgens gaf hij een deel aan Kwammahas, en als laatste aan Dimhikstel. 16. Toen was er een luid gekrijs in de hemelen, en omdat zij van de Saktakus hadden gegeten, de vervloekte vrucht, werden zij en hun legioenen uit de hemelen gejaagd door de Engelen des Heeren die hun Heer getrouw waren gebleven. 17. En de Heere vernam alles wat er was gebeurd, en Hij liet twee engelen opstellen om de weg tot de boom des hemels te bewaken, opdat de gevallen engelen niet zouden wederkeren tot de hemelen. En zo viel er op één dag één derde van de engelen.
18. En de Heere stelde de engel Efatas aan om het boek des hemels te bewaken waarin alle engelen beschreven stonden, en op die dag werden er velen uit het boek des hemels gewist. 19. En de Heere stelde Efatas aan tot een nieuw begin der hemelen. En de Heere richtte zich tot de Virtus, maakte hem lang en dun, en wierp hem in het stof, waar hij werd tot een paal. En de Heere zwoer dat Hij elke engel die zou zondigen aan deze paal zou spietsen. 20. En de Heere richtte vervolgens de paal op, en maakte de paal tot een schrik voor alle engelen. En die dag viel er een grote vrees op de engelen, en zij dienden de Heere. Vanaf die dag werd Jupitaster Satan genoemd.