Steen V De Steen der Ekster Boek 3. Jorinde 2 augustus 2010
 

1.

Aanhef

1. Maakt u dan op om de Woorden des Heeren te horen. De Heer wilt dat gij de geschiedenis der schepping kent. Stopt dan met het doorvorsen van uw boeken, en stopt met uw arbeid om het Woord des Heeren te horen. 2. Het Woord des Heeren doorzoekt de duisternis en de nacht. Het Woord des Heeren doorzoekt de slaap.

De eerste aarde

3. Maakt u dan op om tot de berg des Heeren te gaan. In het eerste begin, nog voordat de aarde geschapen werd, juichten de morgensterren en de zonen Gods bij de aankondiging daarvan. 4. De Heere had net de engelen geschapen, toen Hij bij de Geesten Gods was ingegaan. 5. Bij Eminius schiep Hij de leeuwen des hemels en later de haaien des hemels. 6.Bij Metensia schiep Hij de gewesten des hemels, de slangen des hemels, en later het ijs des hemels. 7. Bij Matas schiep hij de wateren des hemels en de eerste aarde. Op die eerste aarde plantte Hij drie tuinen. 8. De eerste heette Roggio, de tweede heette Rietel, en de derde heette Eeden. En in de hof van Roggio plaatste hij de boskinderen Echte en Lirijn. 9. Maar zij vielen af van de Heere Heere en Hij nam Roggio weg van de aarde. In Rietel plaatste hij de slangenmensen en in Eeden de hondenmensen. 10. Maar daar zij zich groot maakten tegen de Heere en tegen Hem zondigden besloot de Heere de aardbodem te verdelgen. 11. In die tijd vielen er vele haaien af van de Levende God, en begonnen hen die op de aarde woonden te verleiden. 12. Dit was de eerste val der engelen. En de Heere Heere schiep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, en ging in tot Zijn Geest Santra. 13. En bij Santra schiep Hij een nieuwe hof, waarin Hij Morit, het hertenkind, plaatste. 14. Hij schiep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, maar de honden van Okil namen het kind mee. 15. En de hof heette Genesis, en werd tot God genomen. 16. In die dagen stond de vorst Dan Roland op, maar Michai met zijn tienduizenden engelen bracht hem ten val.

17. En in die dagen werden de engelen arxels genoemd. En er was een boek genaamd De Troiade, in het begin der dagen om hen die op de aarde woonden de hemelen te laten kennen. 18. En er was een man genaamd Michai. En hij was door God gezonden om een Heilig Evangelie te brengen. 19. Maar men heeft hem niet gewild, en de Heere begon tegen de aarde te toornen, en sterren begonnen te vallen, die grote woestheid brachten. 20. En vele leeuwen begonnen zich tegen de Heere te keren, en de Heere begon Zijn hand van de aarde en de hemelen terug te trekken. 21. Dit was de tweede val der engelen. En toen sprak de Heere Heere : Vanaf nu zal Mijn Hand niet meer op de schepping rusten. En duisternis kwam over de wateren. 22. En de Heere ging in Genesis wonen. En de Heere stelde de dagen in en de afwisseling der seizoenen. 23. En de Heere bracht Eeden terug in Genesis en begon te bouwen aan een nieuwe aarde.

2.

1. Laat Hem dan scheppen in u een nieuw hart in uw binnenste. Laat Hem u dan leiden tot Zijn nieuwe tempel, om de geschriften en materialen van de oudheid terug te vinden. 2. Laat Zijn engel Sarsia u dan leiden, tot het hart van Michai, daar waar Gods Tranen stromen. 3. Brengt dan troost aan het hart van God. 4. Laten wij dan gaan naar de hof Genesis, en komen tot Zijn Geest Santra. 5. Laten wij dan vluchten tot Zijn Schuilplaats, wanneer de elementen instorten. 6. Ja, laten we het nieuwe Genesis binnengaan, waar Morit zal terugkomen. 7. Nee, Morit is niet vergeten.

3.

1. Het boek der uittochten. Hoort dan het Woord des Heeren : De Heere Heere heeft uw stem gehoord in slavernij. Hij zal de macht van Farao breken, en u uitleiden. 2. God zal plagen zenden, en u uitleiden in het diepste van de nacht. 3. Hij heeft gezien hoe de vijand uw werk verdubbelde en verzwaarde. Hij heeft gezien hoe de vijand u geen rust gunde. 4. Maar de Heere Heere zal haken in de kaken slaan van dit beest, en hem uit de nijl trekken, om hem te brengen naar dorre plaatsen. 5. De Heere Heere heeft uw stem gehoord, en zal u leiden tot de tempel van ijs in het duisterste van de nacht. Hoort dan, want uw gebeden hebben Hem bereikt. 6. Een nieuwe dag is komende, voor hen die nu wenen. 7. En de Heere Heere zal uw monden vullen met gelach, en u nieuwe tranen van Zijn Geest laten zien. 8. Een kleine rust zal God u zenden in uw uittocht, en de engel Sarsia zal over u waken als de vurige vlam. 9. En de nachtspelers zullen u leiden tot in het binnenste der tempel, en gij zult het altaar zien. 10. Dan zult gij zien dat de Heere vanuit het altaar spreekt. En die dag zal groot heten. 11. En de ark van ijs zal van steen zijn, en gij zult daar baden voor een dag en een halve dag. 12. Daar zal de Heere Heere u het Eeuwige brood geven. En de Heere Heere zal de ruiters van Farao uit uw geheugen en geweten bannen. 13. En de Heere zal er een banier oprichten, onder wiens teken een Eeuwige ziel geboren zal worden. 14. En die ziel zal de Heere dienen, en groot worden in de woestijn. 15. Ja, die ziel zal spreken als de tijger.

4.

1. En dan zal de Heere Heere roepen : Maakt dan vrij de baan des Heeren. 2. En de haaien des hemels zullen komen vanuit het gewest Spricht, en gij zult hun zielen aanschouwen. 3. En de Heere Heere zal roepen : Dit is de Dag waarop de haai spreekt, en zijn woorden zullen worden verstaan, op die dag dat het zegel der haaien zal worden verbroken. 4. Maar de Heere had enkele geslachten verblind, opdat zij de woorden niet zouden horen en verstaan. 5. Zij zouden nog steeds de Farao moeten dienen, totdat het getal van hun lijden vol zou zijn. 6. En de Heere sprak : Zij zijn het, die in de dagen van de tijger leven. En toen vertrok de Heere in Zijn vurige wagen. 7. En ik zag een verblindend licht langzaam uit de hemelen dalen, en de Heere zag dat het goed was.

5.

Het tempelpad

1. Ik ben het zat met een twistzieke vrouw te leven. Mijn vader heeft mij van jongs af aan onderwezen, en waarschuwde mij voor haar. Nu is het dan te laat en ben ik voor altijd geregen, als een parel aan haar zwaard. Nu zullen de dagen moeten slijten, en zal Gods Geest mij moeten opnemen. Ik zal haar niet verlaten noch wegsturen. Een huis van dokters scheurde ons uiteen.

2. Met winter alleen kan men niet leven, en zonder zomer zal het schip stranden. Als een vulkaan is de liefde zonder een vrouw. Want dan zijt gij aan Gods Geest overgeleverd.

3. Hebt gij gehoord van de vulkaan van ijs ? Bent gij al warm geworden door de kou ? Wees dan als de wees en de weduwe, en gij zult het pad Gods vinden, brandende van ijs.

4. Mijn schoeisel brandt aan mijn voeten, mijn lichaam baadt in edel ijs. Ik heb Gods boodschapper vandaag gevonden, als een vogel tikkend op mijn raam. Ook morgen zal ik weer op de uitkijk staan, waar hemelpoorten opengaan.

5. En gij bent gewaarschuwd voor de vreemde vrouw, met paarlen aan haar voeten, met bellen rinkelend in de nacht. Laat haar uw hoofd niet zalven, voor dienst in haar tempelen, want het vuur zult ge niet kunnen doven, en alleen een huis van dokters zal u kunnen redden uit haar hand.

6. En ik daalde af tot het huis van dokters, waar niemand helpen kon. En ik stierf een koude dood, dwalende door duisternis. En ik ging geen vreemde huizen binnen. Ik was op reis naar een tempel, de tempel van het duistere ijs. Want God laat zich in duisternis kennen. In Zijn tempel is het medicijn.

7. In huizen zult gij het geluk niet kennen, maar in tempels is het medicijn. Door tranen van ijs worden de muren stijf. Verlaat dan de muren met ramen, en neemt uw pad tussen de muren van tempelen.

8. In huizen van spel zult gij niet winnen, want vreemde vrouwen zullen u binden. Drink dan niet van hun melk, maar blijf op het tempelpad. Want in huizen van spel zult gij niet winnen. Ze nemen alleen je ziel weg. Blijf dan trouw aan de liefde van uw jeugd, en laat de banden slijten voor de Heer. Laat ge u dan op het altaar met koorden van liefde binden, en hangt de Geest van God aan. Dan zult ge eeuwig winnen, in de tempel des Heeren.

9. Blijf trouw aan de liefde van uw jeugd, en leg het op het altaar, zodat de vleugelen des Geestes u zullen wegnemen tot een nieuw land.

10. Laat de Woorden van de Heere u leiden, en laat u niet in met vreemde vrouwen. Hang de Geesten Gods aan, en laat u in met datgene wat in de tempel is.

6.

1. En hen die jong zijn vallen in vele strikken en verwarringen, maar hen die ouder zijn varen vaste koers. 2. Laat uw hart dan streven volwassen te worden, opdat gij voor vele dingen wordt behoed. 3. Weent niet wanneer een slang u meeneemt naar zijn nest. Zo ontdekt u de wereld. 4. De Heere geeft u wat nodig is, en houdt verre van u hetgeen schadelijk is voor uw ziel.

7.

1. Moeder brengt uw kinderen, tot de gebergten van Kabbernal. Brengt hen tot de vreugde van Metensia. Verbittert hun harten dan niet, maar onthoudt hen de tucht niet. 2. Heeft de Heere u zelf dan niet geslagen. Waarom zou u het dan uw kinderen onthouden ? 3. Weest zacht voor hen die gevoelig zijn, en voor de zachtmoedigen, en ook voor hen die voor de Heere vechten. 4. Omhul hen in moedergenade, opdat de Heere niet tot u kome, om hen te rukken uit uw hand. 5. Ja, de Heere is een jaloers God. Gij kunt niet één juk vormen met de wereld. 6. Wie dan een vriend der wereld is, is een vijand van God. 7. Oh, de Glorie van Metensia, heiligt moeders in hun liefde. Liefde als de brandende rivier, overvloeiende. Als de vulkaan is de toorn van de moeder. Kinderen, strijdt niet tegen haar, want de Heere staat aan haar zijde, met Zijn vurige wagens is Hij daar. Hij bemint haar. 8. De Geest van God, met waterige jurken zweeft over de wateren. In duisternis is Mura, in duisternis is zij, om de aarde in licht te scheppen. 9. De hemelen als haar waterige jurken, als haar vliezen, zij is strijdende, tegen de orkanen der duisternis. 10. Wat heeft satan gedaan en de zonen van Beelzebul. Zoveel engelen gevallen, zoveel waterplanten groeien nu tot de maan. Als eb en vloed zijn haar ogen. Zij gebruikt hen als mest voor een nieuw tij, maar ook dit tij zal keren. 11. Zij hulde de aarde in hemelen, zij gaf de mens een verstand, maar de aarde nam het over, en leidde hen tot het vuur binnenin. 12. In de hof van Eeden, zij vielen daar.

8.

1. Moeder, brengt uw kinderen, tot de harten van Kabbernal, tot de harten van Zijn Geest. 2. Onthoudt hen niet de Glorie, maar ook de roede niet. 3. Een tuchteloos volk is het volk des Heeren, hun kinderen zijn een wildernis. 4. Moeders, laat u leiden tot de straten van Kabbernal, en bemin de Heere. Keer terug van uw boze paden. 5. De Heere dan is God. Hij drage uw kinderen in Zijn schoot. Hoger dan de hemelen is Zijn Raad, de sterren schrijven van Zijn lof. Genade heeft Hij u gegeven, hen die Hem genade schonken. 6. Dooft dan de Geest niet uit, want gij zult mest zijn voor de nieuwe aarde en haar plantengroei. 7. Zo zult gij verdorren, als gij niet luistert naar de Stem des Heeren. 8. Kabbernal, maakt uw dalen wijd, en laat rivieren stromen. De kinderen zijn rijp geworden. Zij zullen dromen dromen. 9. Gij sluit de poorten der duisternis, en opent hen weer een andere keer. 10. Kabbernal, oh Geest van God, gij hebt tot Izu gezworen. De beminden lijden pijn, zij worden gemaald als koren. 11. Van edele verzen was Zijn Woord, maar er is nu niets meer van over. Vijanden waren in de poorten van de hof, en de bakker des Heeren had de strijd verloren. 12. Zij hingen hem hoog, over vijanden niets meer, geen betoog. Hoelang zou zijn reis duren, naar de uiteinden van de eeuwigheid, waar lammeren hem volgen. 13. Zo werd het Woord dan zevenvoudig gelouterd, en konden zij niet zeggen : Het is er niet meer. De bakker heeft de kruik met melk gebroken, en zijn bloed doorstroomt het oude zeer. 14. Zij die dan het Woord zien, volgen Hem.

9.

1. Het Woord dan zeven maal gebroken, als zuiver zilver voor de Heere. De Heere heeft Zijn Weg gevonden. 2. Het Woord dan vertrapt en geslagen, daar waar bakkers het heil verloren zagen gaan, stond de spruit op, vol met gezichten. 3. De Heere heeft het zaad gezaaid, de splinters in de zon, brachten Hem tot het verloren goud. 4. Ja, de Heere heeft list gebruikt, om Zijn Woord te zuiveren en te behouden. Als een schat in aarden vaten heeft Hij gebrokenheid gebracht. 5. Nu stroomt dan het zilver, tot hen die willen smeden, de tempelen van de Heer. 6. Velen durfden niet te naderen, tot de tempelen van de Heere, want vijanden waren daar. Maar nu zijn de poorten open, en heil brandt in het midden van de tempel. 7. De Heere herschiep Zijn Woord, door de verdrukkingen heen. Nu heeft Hij dan een koord om hen die dwaalden en beangst waren te trekken. 8. Het Koord van Liefde opent ogen, laten zij dan Metensia zien. Gods Geest die verborgen was gehouden. 9. De Heere dan heeft list gebruikt, komt dan tot Zijn poorten om Zijn licht te aanschouwen, wat was gewikkeld in de duisternis. 10. Ja, de Heere streed met raad en overleg. In vurige wagens was Zijn inzicht. 11. Ademt dan nu, gij die geleden hebt onder het Woord van duisternis, want haar licht is opgegaan. 12. Nu is het licht dan gekomen tot Kabbernal, en God neemt Zijn zonen aan. 13. Vanuit alle windrichtingen zullen zij komen, de wijzen om hun schatten te brengen, tot het nieuwgeboren Woord. 14. Ademt dan nu, gij heiligen van een nieuwe taal, want het oude is voorbijgegaan, de onderdrukking des satans. 15. De Heere dan heeft Hebezeen gebroken, als Mozes splitsende de zee. 16. Een nieuw Woord is dan geschapen, ziet, het oude is voorbijgegaan. 17. Ik heb door Mijn dienstknechten gesproken, zegt de Heere, en Ik heb hen Mijn Woord doen verstaan. 18. Ademt dan nu, volk van God, want zijn heiligen zullen gaan van adem tot adem, en heil scheppen uit de levensbronnen van God. 19. De Heere dan heeft Tapas gebroken, en hem gespleten als een berg. Ja, de bliksem heeft hem getroffen. Wonderbaarlijk is Gods werk. 20. Komt dan tot de nieuwe tempel, en zie niet om, opdat gij niet worde tot een zoutpilaar, en de Heere daarin Zijn Woord beware. Zij die tegen het Woord strijden worden tot mest, en zij die teruggaan tot het oude zijn als zout. De Heere zal hen beiden gebruiken. 21. Zijt gij dan geen gereedschap in de Handen des Heeren ? Hij die de Zon in zijn handen draagt. 22. Daar waar de zonen van Belial zich tegen Hem keerden, daar kwamen de Geesten Gods tezamen. 23. Heeft Hij dan niet in u de aarde geschapen ?

10.

1. Reine handen gaf Hij aan de reinen. Verstand gaf Hij aan de verstandigen. De traagheid des heeren roepe u. Dit is een dag van vrijheid. 2. Genade heeft Hij opgewekt tot hen die Hem genade gaven, die Zijn Geest hebben gewekt. 3. Een goed bed gaf Hij hen om in te slapen. Daar waar de rozen bloeien, de dorens brengen u tot slaap, waar gif de lied'ren en gezangen laat keren tegen hen die Hem haten. 4. Een vaste burcht is uw God, met een veelvuldigheid aan wapenen. 5. Dit is een dag van vrijheid, waarin de Geest des Heeren Zich verblijdt. 6. Weest dan niet bitter tot de tuchtigingen Gods. Zij vormden uw ziel. 7. Dwaal dan niet af in oeverloze geslachtsregisters, getallen en geschiedenissen, daar de Heere u vrijgezet heeft. Zoekt dan de Heere en Zijn Geest. 8. Vele boeken vormen een strik, maar de Heere geeft het Zijn beminden in de slaap. 9. Hebt dan verbintenis met God, en leert te toetsen. Zij dan behoren tot de geboden van het zuivere Woord : Het eerste gebod is geen vlees te eten. Het tweede gebod is gij zult niet doodslaan. 10. Het derde gebod is hebt dan uw naaste lief en God boven alles. Het vierde gebod is de wet niet te verachten, en de ander uitnemender te achten dan uzelf. Het vijfde gebod is te toetsen alle dingen en de profetieen niet te verachten. 11.Het zesde gebod is het dier lief te hebben, en te bestuderen, evenals de natuur. Het zevende gebod is de namen der Geesten te kennen, de namen der engelen en machten, daar zij de poorten des levens bewaken. Gij dan zult verbintenis hebben met God. 12. Dit gebod is het Woord des Heeren zuiver te houden, en de canon te verafschuwen, daar zij Gods Geest opsloot. 13. Het achtste gebod is in verbintenis te zijn met de martelaren van de tijden, het negende is de tijden des Heeren te kennen, en het tiende is de leugen te haten en het onderscheid te kennen tussen de verschillende gewassen, planten en groenten. 14. Zo te doen zult gij uw zielen zuiveren en behouden, maar hij die hierop niet acht geve, op hem zal geen acht gegeven worden.

11.

1. En de Heere bracht deze geboden tot een zuivere ark, en liet de plaats verzegelen.

12.

1. Laten zij die werk doen ook tijd besteden aan de rust. Zij die elkaar geen rust geven bedrijven gruwelen voor het aangezicht des Heeren. 2. Leer dan elkaar te heiligen, en geeft elkaar rust, opdat gij zelf kunt rusten. 3. Apostelen zijn zij dan die het Woord zuiveren. 4. Zij behoeden uw ziel, en geven niets om tradities. Als gij een traditie vasthoudt, houdt het vast om de Heere. Maar bent gij er wel zo zeker van dat u de Heere ermee dient ? 5. Gij dan zult opgroeien in de Heere, en de planten laten groeien. 6. Indien gij dan niet vernieuwd wordt, hoe kunt gij de hemelpoorten bereiken, die het nieuwe aanhangen ? 7. De Heere dan bemint het nieuwe, en Hij zaait het oude als zaad op de akker. 8. De Heere is dan een landman, kennende de oogst der dingen. 9. Zo zult ook gij de oogst der dingen moeten kennen. 10. En ik zag de verzen van het oude gekooide woord als roofdieren tot de heiligen komen, en zij dronken hun bloed als wijn. 11. En ik geraakte dronken van het Zuivere Woord, en de Heere sprak : Zalig zij die het Zuivere Woord kennen. 12. En de Heere nam het oude en bezoedelde Woord en wierp het in een kuil van leeuwen. En het Zuivere Woord begon voort te komen. 13. En de profeten die het zagen kregen dubbel zicht en het zilver des Heeren kwam voor hun ogen, en begon hen te zuiveren. 14. En zij kregen de macht om de hemelen te openen en te sluiten.

13.

1. En de Heere sprak : Ja, de mens heeft een tweede geest, verborgen en opgesloten voor het Aangezicht van God, maar het Zuivere Woord zal het openen, en dan zal het Eeuwig Evangelie komen. 2. En het Zuivere Woord begon te waaien als de zeven winden des Heeren, en geruis brak voort vanuit Gods tempelen. 3. De Heere dan heeft het oude Woord gebruikt, en met een kromme stok recht geslagen, maar nu zullen dan de steigers waarmee het huis gebouwd werd worden verbrandt. 4. En ook de mest en het zout van de hel begon te branden. En de Heere bracht dan zuivere schatten tot de lichamen van zijn dienstknechten, en deze schatten waren tienvoudig gezuiverd, en enkelen honderdvoudig. 5. En het licht des Heeren rees op van de tempel, en ik zag een nieuw altaar staan. 6. En de Heere pakte een zware stok die alleen Hij kon dragen en sloeg daarmee op de zee. En walvissen kwamen voort en zij droegen het geheimenis des Heeren.