1. Dit zijn de heerlijke woorden over de jeugd van Christus, als zijnde het kindje Jezus. Zo heeft Hij dus vele wonderen en tekenen gedaan, die in dit geschrift opgetekend staan, woorden die in de geschiedenis verloren gingen. God heeft bij machte van Zijn dienstknecht deze woorden teruggebracht tot het heilige.
2. En ik zag een vuurstorm, en ik was niet bij machte te spreken. En de vuurstorm kwam over mij, en ik hoorde een stem zeggende : schrijf, want er zijn vele dingen die ik u zal tonen.
3. En ik nam mijn pen en schreef. En ik wist dat ik zou branden wanneer ik niet gedetailleerd en nauwkeurig zou opschrijven wat de vuurstorm mij beval. En ik hoorde geschreeuw.
4. En de vader zei : Treed binnen. Ik zag een poort van vuur opengaan.
5. En binnengekomen zag ik het kindje Jezus op een kussen zitten. En een engel bracht mij tot aan de voeten van het kindje Jezus, en het kindje begon te spreken, en wonderschone verhalen te vertellen.
6. En ik besefte dat het kindje was gekomen tot een oordeel over de volwassen wereld. En ik smeekte tot het kindje om in mijn hart te komen. En ik zag vele visioenen. En ik zag hoe het drie jaar oude kindje wonderlijke verhalen vertelde, en grote wonderen en tekenen deed. Het kindje kon zijn armen en benen verlengen om alles gedaan te krijgen.
7. En ik zag hoe het kindje kon rennen, sneller als een paard, en ook was het kindje sterker dan een leeuw, maar naarmate het kindje ouder werd namen deze krachten af.
8. En ik zag het kindje wandelen op water, en de woorden die het kindje sprak waren zoet. En ik zag hoe het kindje vanuit het niets duiven tevoorschijn bracht en ook kleine aapjes. En de Geest des Heeren rustte op hem.
9. En ik zag hoe het kindje in de nacht werd opgenomen door een vuurstorm, om vele visioenen te zien. En het kindje was vroeg wijs en vol met de kennis des Heeren.
10. En ik zag hoe het kindje later zijn kindschap aflegde om zo de weg van het kruis te gaan, en zijn krachten namen af.
11. Toen het kindje vier jaar was vertelde hij rond uit over demonen. Ook vertelde het kindje over engelen, en velen tekenden het op, maar deze geschriften zijn in de geschiedenis verloren gegaan en zoek geraakt.
12. En ik zag de vuurstorm tot mij komen, om zijn mond te openen, en ik gleed naar binnen, en ik was als een gebonden man. En ik moest veel schrijven. En ik zag hoe het kindje in de geest een paars kroontje droeg met vierentwintig uitsteeksels. En een zacht roze licht verscheen telkens in het kroontje. En ik zag hoe het kindje rijk was aan geestelijke gaven.
13. Ook zag ik hoe het kindje vruchten en ander voedsel vanuit het niets tevoorschijn kon brengen, en velen waren erover verwonderd. En het kindje waarschuwde hen hoe hun nakomelingen een oranje kerk zouden bouwen, waar leeuwen in zouden wonen, en hoe hun aandacht zou zijn gericht op spierkracht, en niet op de kracht van de geest. En het kindje weende.
14. En het kindje sprak dat de tijger zou komen tot deze oranje kerk, om zo veel gevangen vrij te zetten, en velen wisten niet wat Hij bedoelde, want hij sprak in gelijkenissen. 'Wie wijsheid heeft berekent het nummer van deze kerk, en dit nummer is vijvenvijftig. En zij zullen een vals boek oprichten.' En het kindje sprak daarmee over een verre toekomst.
15. En het kindje kon zomaar in het niets verdwijnen, en zomaar vanuit het niets verschijnen. En velen waren erover verwonderd en bespraken deze dingen met elkaar, en vroegen zich af wie Hij was.
16. 'Ik ben gekomen om een kerk op te richten naar het hart,' sprak het kindje. 'De oranje kerk is van Ryan, de oranje wachter, hij die samenzweert met reuzen. Zijn hond is een wolf, met de naam Roodoog, en zijn honden zijn leden van de blauwe kerk. En ziet dan, deze kerken komen uit elkaar voort. En zij zijn niet van mij. Zij zijn van het verstand. Zij kennen mij niet als kind, en met hun gewichtigheden onderdrukken zij elkaar.'
17. En het kindje profeteerde veel over de dingen die zouden gebeuren, en het kindje weende veel. Het was een gevoelig kindje en tegelijkertijd sterker dan tienduizend haaien. Sommigen noemden hem een leeuwenkind, anderen noemden hem tijgerkind. Hij trok zich vaak terug in de wildernis en de woestijn, en was tussen de wilde dieren.
18. En het kindje trok zich niet veel aan wat anderen over hem zeiden, maar leidde zijn eigen leven. Op een dag kwam er een blinde man tot het kindje, en het kindje genas hem. Ook genas het kindje een man die geen ledematen had, en gaf hem nieuwe ledematen. En sommigen begonnen te fluisteren : dit kindje is het kind van de duivel. En het kindje bestrafte hen. Soms verteerde hij zulke spotters door een blauw vuur wat hij vanuit de hemel op hen neer liet dalen. Daarom waren er enkelen die trachtten het kindje om te brengen.
19. Het kindje had veel vriendjes en vriendinnetjes, en verzon veel spelletjes. Maar naarmate het kindje ouder werd begonnen ouders voor hem te waarschuwen.
20. En ik wilde verder schrijven, maar mijn hand begon te beven onder de heiligheid van deze dingen. En een stem sprak dat vele dingen verzegeld zouden blijven tot aan het einde der tijden.
21. En ik zag het kindje op een fluit spelen, en een totempaal stond daar en een wigwam. En het was in een visioen. En ik zag indianen uit de wigwam komen, en zij dansten om het fluitspelende kindje heen.
22. En toen het kindje vijf was geworden begonnen al deze krachten langzaam weg te sijpelen, en groeide hij op als een normaal kind.
23. En in een visioen zag ik hoe het kind toen het ouder was geworden langs een stil pad liep en plotseling werd overmeesterd door een groep wilde kinderen. En het jongetje genaamd Jezus werd door de wilde kinderen vastgebonden aan een boom, waarna hij werd geslagen met stokken. En ik zag hoe Hij als kind vaak werd geplaagd en achternagezeten, en vaak werd vastgebonden om geslagen te worden.
24. En ik zag hoe de jongen genaamd Jezus terugverlangde naar Zijn oude krachten, maar Hij wist dat dit de wil van de Vader was. Hij moest Zich voorbereiden op het kruis. En het lijden in Zijn kinderjaren was diep. En het verlangen naar Zijn verloren gegaande kinderjaren verwondde hem diep.
25. En op een dag kwam er een engel tot Hem, verschijnende op een eenzaam pad, tegen het avonduur. En de engel sprak liefdevolle woorden tot Hem, en de jongen begon te beven.
26. Sinds die dag had Hij twee vriendinnen, na een lange en eenzame periode. Deze vriendinnen steunden hem door dik en dun. Vaak maakte Hij wandelingen met hen door de woestijn en de wildernis, en ze hadden diepe gesprekken, waarin ze zich verwonderden over Zijn wijsheid.
27. En de jonge Jezus kreeg steeds meer vriendinnen, en wekte daarmee veel woede en jaloezie op in de harten van veel jongens. Maar nadat de engel voor een tweede keer aan Hem verscheen kreeg hij ook veel mannelijke vrienden, en al snel ontstond er een grote groep discipelen rondom de jonge Jezus. Hij had een bovennatuurlijke liefde, deed hun harten smelten, en sprak over een ander pad.
28. En Hij sprak over het zijn als de minste als de ware weg van liefde. En Hij genas velen van hun innerlijke ziektes.
29. En vaak gingen ze in een grote groep met hem mee de wildernis en de woestijn in, waar hij hen vaak op een heuvel onderwees. En de wilde dieren waren aan hem onderworpen.
30. En Hij sprak over de dingen die komen zouden : Wanneer gij een luid geschreeuw hoort, en de wolken zijn zwart en rood, ga dan de heuvelen op en smeek om genade, want dan is de Dag des Heeren gekomen. En wanneer gij de wilde kat hoort brullen, kijk dan uit uw huizen, en bidt in uw hart dat gij zult ontkomen aan de zware dagen die komen gaan. Want eng is de poort die tot leven leidt, en alleen kindekens zullen deze poorten binnengaan. Religieuzen zullen trachten de sleutels in handen te krijgen, maar zij zullen branden. Zij zullen in de rivieren geworpen worden en niemand zal met hen rekenen. Ik heb U bestemd voor liefde, en zij die in liefde werken hebben de wet vervuld. Zij zullen God niet als tegenstander hebben. Onderdrukt elkaar niet, maar heb elkaar lief, en ook uw vijanden, want zij mochten eens uw verborgen vrienden zijn.
31. Weest genadig naar elkaar, als een voorbeeld, en wees hierin de zwakste, want de Heere wederstaat de sterken. Denk aan het konijn die in zijn zwakheid holen heeft kunnen maken, om te kunnen ontkomen aan de brandende Dag des Heeren. Zo zijn de konijnen de vrienden van het kindje Jezus, dat was, is en zal komen. Dit kind staat hier voor jullie.
32. En een liefde viel op de menigte, en zij waren in verwondering.
1. Dit zijn de woorden opgetekend over het leven van het kindje Jezus. Toen Jezus twaalf jaar oud was, en aan de rand van het meer was, helemaal alleen, kwam vanuit de struiken een jongen op hem afrennen. Jezus raakte met de jongen in gevecht, en zij kwamen beiden in het water terecht waar de jongen Jezus trachtte te verdrinken. Maar een engel sloeg de jongen.
2. En de jongen had een demoon, en Jezus sprak : 'Ryan, opperhoofd der demonen, verlaat dit kind.' En de jongen slaakte een gil, en werd genezen van zijn krankzinnigheid.
3. Ook toen Jezus achttien jaar was gebeurde het dat twee jongens Hem trachten te verdrinken, maar Jezus genas hen beiden van hun krankzinnigheid.
4. Toen Jezus twintig jaar oud was geworden leefde hij voor enkele maanden tussen de leeuwen, en de leeuwen waren aan hem onderworpen.
5. En na die dagen verscheen een engel aan Christus, en gebood hem een staf van de grond op te raken. Daarna gebood de engel Christus om de staf op de grond te gooien. Toen Christus dit deed veranderde de staf in een slang, en deze slang was zeer giftig. 'Ga nu naar het huis van farizeeers,' sprak de engel, 'en breng hen het woord.' Maar de farizeeers geloofden niet in hem, en zeiden dat Hij zulke dingen kon doen door de duivel.
6. En toen gebood de engel hem te gaan naar het huis der romeinen. Maar ook zij geloofden niet in hem. 'Nu dan,' zei de engel, 'de koppen van dit volk zijn hard, en zij kijken nergens van op. Aan een kruis zullen zij u nagelen, en gij zult verlangen naar uw oude dagen.' En toen week de engel van Hem.
7. En op Zijn vierentwintigste leidde Hij een menigte jongeren tussen de leeuwen, en leerde hen over de voetwassing, en elkaar te dienen in plaats van te leiden, en hij sprak voor enkele dagen achtereen. En er was een vrouw die hem trachtte te verleiden, en toen hij haar afwees vervloekte zij hem, en de leeuwen verslonden haar. En ook andere vrouwen trachtten hem te verleiden, vaak in groepjes tegelijk, maar zij werden allen door de leeuwen verslonden. En toen begon hij veel over de duivel te prediken, en enkelen zeiden dat Hij zijn verstand verloren had.
8. En Hij leerde hen over de dronkenschap des Geestes, en over de dwaasheid Gods, en velen zaten aan Zijn voeten in verwondering, en werden door dronkenschap gegrepen. En velen zeiden : 'Wie is deze man ?' En Hij leidde hen dieper in de wildernis, raapte een stok op, en wierp het op de grond, waar het in een giftige slang veranderde, en sindsdien geloofden velen in Hem.
9. En sommige vrouwen begonnen over de grond te rollen, en waren zo in dronkenschap dat ze niet meer konden staan of zitten. Zij waren zwak geworden, en enkelen voelden zich ziek. En enkelen begonnen dorst te krijgen, en engelen verschenen om hen te drinken te geven, en ziet, zij werden allen dronken.
10. En de hemel opende zich en een raaf en een ekster daalden op hen neer, en zij hoorden een stem zeggende : 'Deze is Mijn Zoon, de verheerlijkte, ziet, Hij zal van u weggenomen worden, maar Hij zal wederkeren als een dief in de nacht.'
11. En vele vrouwen en mannen begonnen te wenen, want zij wilden niet dat Hij weggenomen zou worden, maar Christus troostte hen. 'Ik zal in jullie hart wonen, en Mijn Geest schenken, zodat Ik altijd bij u zal zijn als in een mysterie. Wie Mij liefhebben volge mij.'
12. En Hij leidde hen tot een gat in de wildernis, een diep gat, en Hij sprak over datgene wat Hij moest lijden. En Hij nam een rood kleed en sloeg het om zich heen, en vlocht een doornenkroon van takken. Daarna strekte hij zijn armen uit, om hen te laten zien wat ze met hem zouden doen. En enkele mannen riepen : 'Dat nooit. Wij verklaren hen de oorlog.' Maar hij bestrafte hen zeggende dat de Zoon des Mensen veel zou moeten lijden. En enkelen van hen wilden samen met Hem gekruisigd worden. En Hij gaf hen een beker die zich vulde met rood sap. 'Drink,' sprak Hij, 'en houdt u vanaf nu schuil hier, want de aarde gaat onder het oordeel komen, maar gij hebt hier een schuilplaats. Gij zult leven van het weinige wat gij hier zult vinden, en gij zult zijn als een gekruisigde. Maar Ik zal moeten wederkeren, en Mijn lot ondergaan.'
13. 'Laat ons met U meegaan,' riepen enkelen. 'Wij zijn bereid met U te lijden.'
14. 'Lijdt hier,' sprak de Christus, 'en leef met de armoe die de wildernis u schenkt.'
15. Maar velen konden deze boodschap niet aan, en gingen met Hem mee terug, en pakten hun leven weer op.
16. En toen de Christus vele jaren later aan het kruis stierf, krijsten degenen die in de wildernis waren gebleven als wilde katten. Zij hadden van het rode sap gedronken, en leefden sindsdien met de engelen, macht hebbende over de wilde dieren.
1. Toen het kindje Jezus nog een zuigeling was konden zijn geest en ziel de hemel bereiken over de trappen van tijgers en de trappen van leeuwen, en in de hemel voerde Hij gesprekken met de engelen.
2. Langs deze trappen daalden de engelen af, en stegen weer op, telkens weer de ziel en de geest van de zuigeling opdragende aan God.
3. En zo sprak de kleine zuigeling met de dieren, en met de verborgenheden Gods. En deze zuigeling bezocht de zielen in de gevangenissen, en gaf hen hoop en bevrijding. En deze kleine zuigeling was de sleutel van het oordeel.
4. En de zuigeling bezat bovennatuurlijke wijsheid om de reuzen te oordelen. Een verwoester van demonen was Hij.
5. En deze dingen waren opgetekend, maar raakten door de eeuwen heen verloren.
6. En ik zag de vuurstorm opstijgende langs de trappen van leeuwen en tijgers, tot in de hoogste hemel, om het kindje daar te brengen, de kleine zuigeling. En de kleine zuigeling kreeg woorden in Zijn mond, om daarmee af te dalen in de diepte. En weer zag ik de vuurstorm over de trappen van leeuwen en de trappen van tijgers gaan.
7. En ik hoorde een geschreeuw en zag groot geweld, en geheimenissen werden voor mij ontsluierd. En ik zag het grote raadsel van de kleine zuigeling genaamd Jezus.
8. En het kindje bezat bovennatuurlijke kennis, en had gaven om de diepst gevallenen te genezen. En niemand kon tegen de kleine zuigeling op, die macht had gekregen.
9. En ik zag velen op aarde die de kleine zuigeling nadeden, en zij kregen grote macht op aarde, maar hun plaats was niet in de hemel.
10. En ik zag volkeren ontstaan die zich een beeld hadden gemaakt aan de kleine zuigeling gelijk, maar zij verdraaiden zijn werken. En ik zag de kleine zuigeling wenen, en de grote beesten der aarde werden in hun oren doorstoken, en ziet, zij werden ten slachting geleid.
11. En ik zag de kleine zuigeling neerdalen in grote toorn, en toen de kleine zuigeling Zijn mond opende was er overal bloed. En ik hoorde overal smekingen tot de Heere, maar de Heere luisterde naar hen niet.
12. En ik zag de kleine zuigeling oog en hart hebben voor hen die in woningen onder de aarde leefden, en een liefde vervulde mijn hart.
13. En ik zag de kleine zuigeling de sleutels dragen van de hel en een nieuwe kerk. En ik zag hoe de geest en de ziel van de kleine zuigeling vleugels kreeg, en opsteeg langs hoge bomen, om zo toegang te vinden tot de Vader. En de Vader verborg de Moeder, en telkens wanneer de kleine zuigeling lachte kwam de Moeder tevoorschijn. En dit sprak over de dagen waarin de wind zou waaien, de hemelse wind van genezing over de aarde.
14. En ik zag de kleine zuigeling door zijn lachen een leger opwekken, en ziet, de soldaten ervan waren dronken. Zij hadden het hart van de kleine zuigeling. En het verstand werd niet meer geleerd. En ik hoorde gelach in de hemel, en ik zag de Vader lachen, en ook de Moeder.
15. Dit zijn de woorden over de kleine zuigeling Christus Jezus. Laat deze woorden opgetekend blijven van geslacht tot geslacht. Ik zag paarden, een koets, met daarop de kleine zuigeling, en door Zijn lachen genas Hij de aarde. En een leger van dwazen richtte Hij op, en zij hadden de autoriteit om de aarde te vernieuwen. Hoort dan deze woorden, en luistert aandachtig naar hen, want zij zijn getrouw en waarachtig. Hij die kome kome spoedig.
16. En ik zag de kroon van de kleine zuigeling, met paars en geel en roze, en oranje licht. En ik zag kikkers dansen om zijn troon. Het uur van de kleine zuigeling is gekomen. Maakt u allen gereed. Neem Hem dan aan die spreekt, want een vreselijk en verterend vuur is Hij tot wie Hem niet vrezen.
17. En ik zag Hem afdalen van Zijn troon, afdalen in de put van de romeinen, om gevangenen vrij te zetten, en Zijn troon daar voor eeuwig te bouwen. En een licht der lichten steeg op, roepende in de hemel, als een heraut des kruizes, als een vaderland voor velen. En ik zag het licht huizen bouwen, en een wildernis opende zichzelf, en krokodillen stegen op, ontvangende de vleugels van een eeuwig licht, van een eeuwig altaar.
18. En zij die verraders waren, leugenaars en dieven verschenen voor het altaar, en een vuur nam hen weg. En de kleine zuigeling opende boeken, om te zien wiens namen opgetekend stonden, en zij wiens namen Hij niet zag staan werden in een eeuwigbrandend vuur geworpen.
19. En uit modder schiep Hij ministers, en uit vuil schiep Hij kapiteinen, en Hij gaf hen wereldschepen, vol met brandende lichten, en de liefde was over hen, als de webben van het grote Metensia. En Hij sprak tot Eminius, en bad, eindigende met een gouden en paarlen stem om de deur der hemelen te openen, waardoor velen ingingen. Ja, de massa's der hemelen zijn groot, en gij zult u verbazen over de menigte die niet heeft gebogen voor de afgod die de mammon is.
20. En het kind, de kleine zuigeling, greep de mammon en zijn zuster Izebel, en ook haar zusters Nemak en Jael, en de kleine zuigeling wierp hen in het eeuwigbrandend vuur, waar zij geen rust zullen hebben, dag noch nacht. En zij zullen worden tot een eeuwige schrik. Waakt dan, broeders en zusters, opdat gij niet in hun lot zult vallen. En ik zag Izebel worden tot een skelet, klaar om haar zwaard te grijpen, maar een wind des hemels sloeg haar neer, en als brandend as begon zij rond te zwerven, aan de zeeen des doods, en de meren van het kwaad. En niets meer dan een geest was zij.
21. En ik zag haar geketend worden onder zware ketenen, en ook Juno bracht zij neer. En grote reuzen vielen aan haar voeten, een koningin des doods was zij, en zij werd genoemd hellevaart. En de kleine zuigeling greep Ryan en zijn gezel Merve, en wierp hen van een saffieren trap. En ook Roodoog, de wolfshond, viel met al zijn dienaren in dit gat. En de kleine zuigeling nam een boog, en doorboorde de hond met een pijl. Ja, een jager is Hij, een groot jager, een groot veldheer van oorlogen. Met strakke vuist slaat Hij zijn slag.
22. En ik zag hoe boeken dichtgeslagen werden, en ik hoorde een groot geween. En velen werden geketend door de kleine zuigeling. En ik zag hoe boeken begonnen te branden en uit de hemel vielen, en een stem sloot de hemelen en sprak dat zij nooit meer konden terugkeren. En een gegil begon de aardbodem te vervullen, en velen zonken in diepe putten. De dag van het oordeel was gekomen. En de kleine zuigeling zat op een hoog paard, en maakte hen dronken door zijn pijlen.
23. Ja, een groot veldheer is Hij, een meester in veldslagen. En ik zag een gouden armband, gebroken, en een groot mes, en een stem zeggende : 'Hier is groot vertier.' En ik zag het spel van de kleine zuigeling tot de aarde komen, als een grote draaikolk, en het verslond velen en nam autoriteit.
24. En ik hoorde stemmen roepende : 'Het grote spel is gekomen. Wie kan nog bestaan, wie kan eraan ontkomen.'
25. En een vuurstorm nam mij op, groter dan er ooit was geweest, en bracht mij naar de zon des hemels. En grote leeuwen daalden tot de aarde om haar te verslinden, en zij stelden zich op, in torens rondom de aarde.
26. En ik zag een leeuwenspel macht nemen op de aarde. En de kleine zuigeling troonde op het aardoppervlak. En zij zeiden : 'Christus is teruggekomen.'
27. En er was een put genaamd Zetel, en die werd geopend. En er kwamen tijgers uit voort, en later haaien, om het aardoppervlak te vullen. Toen werd er een toren geopend genaamd Vetel, die reikte van de aarde tot aan de hemel, en walvissen en orca's kwamen voort door de poorten van deze toren. En een vuur begon de aarde te zuiveren en te herbouwen. In deze dagen werden de visioenen des hemels vlees op aarde.
28. En de nachtspelers kwamen tot de aarde, de kleine zuigeling aanbiddende. En een rook steeg op, en er was een groot geluid. En iemand met een leeuwenbazuin begon te bazuinen, en de macht van de kleine zuigeling werd volkomen hersteld, en er waren koren in de hemel, en zij bezochten de aarde in stormen.
29. En een konijn kwam tot de kleine zuigeling, en de kleine zuigeling gaf genade aan het konijn, en zalfde het konijn tot een woesteling, een oorlogsvoerder. En het konijn kreeg grote macht op aarde, en bracht een machtig vuur om de heiligen te zuiveren. Waakt dan, want gij weet de dag niet, noch het uur.
30. En het konijn bracht snelle slagen, en was aan de kleine zuigeling onderworpen.