Steen II De Rode Steen Savaninen 4 maart 2009
 

1.

De Tweede Wet

1. Laat de cobra in het veld staan, kijkende naar de dagen van het oude. Hij zal de oude voetstappen niet verlaten. 2. Hij is de tweede Christus met een tweede wet. 3. Laat dan het tweede woord in u oprijzen. 4. En het eerste gebod is te lijden met uw vader. De gave van het lijden is uw eenheid met Hem en de broeders. 5. En het tweede gebod is met Hem te strijden. De gave van strijd is de eenheid met Hem en de broeders. 6. En het derde gebod is met Hem te sterven, het vierde is blij te zijn met hem, en het vijfde is gij zult niet stelen. Het zesde is gij zult de Geest Gods aanhangen. Het zevende is te leren en te onderwijzen, en het achtste is u te heiligen en reinigen in ijs. Het negende is het oude te eren, en het tiende is te luisteren naar het jonge. En gij zult de wet vervullen door elkander lief te hebben. 7. Dit zijn dan de woorden van de cobra in de tweede tempel. 8. Luistert dan naar zijn woorden, tweede gemeente, opdat gij vervuld wordt met de tweede Geest en een tweede geest in uw binnenste ontvangt. 9. De krachten van het tweede kruis zijn die krachten voortkomende vanuit honger, want uw Heere heeft in arme landen geleden. 10. Dit zijn de woorden van de tweede Paulus. Nu zijn dan de dagen van de tweede Christus gekomen. 11. Legt dan uw oude autoriteiten af en word als een kind. 12. Ga door het diepe gat om de Christus te leren kennen in uw harten, de tweede Christus, want het eerste is voorbijgegaan. 13. Hij vergeeft zonden na berouw, bekering en goede werken. Ja, Zijn vergeving is als het loon des hemels. 14. En gij zult buigen voor Gods economie. Dit zijn de woorden van de tweede Paulus, anfitaat in de Naam des Heeren, en vluchteling van het Woord, want ik heb geen plaats om mijn hoofd ten ruste te leggen. 15. Zij die de cobra zoeken hebben geen rust, maar zij zullen vrede hebben met de Heer. 16. Gij zult buigen voor Gods economie. Hij dan heeft mij aangegrepen met de zalving van de tweede Simson. De zonen van Lucifer zijn lamgelegd. 17. Oh, komt dan tot de tuinen van Golgotha, waar het tweede bloed bloeit als de brandende wijn. Gij zijt de aderen des Heeren. 18. Gij dan die uw bloed schenkt, zal één zijn met Zijn Bloed. 19. En gij zult toegerust worden om de zonen van Belial te verslaan. 20. Ja, gij zult strijdtaktieken leren, en de Heere zult gij aanhangen. Leer dan Zijn tweede Geest te verstaan, en de tweede Metensia, want gij zijt gemaakt om te stromen. 21. Ja, gij allen zijt een pelgrim van Zijn Woord, een vluchteling in Zijn Genade. 22. Gij dan die genade hebt geschonken aan onze lijdende Heer, drinkt van Zijn genade, als het kostelijk loon van de dauw en het morgenrood. 23. En hij zal de engelen van het tweede zenden tot de baard van Abraham, die van honing druipt. En gij zult een schuilplaats vinden in het laatste der dagen. 24. Gij zult de tweede Metensia als een cobra vinden op haar pad. En gij zult weten dat dit de Heere is. 25. Breekt uzelf dan vrij van uw ketenen, en doe dat in de Naam van de tweede Christus.

2.

Het Nieuwe Verbond

1. Paulus, dienstknecht van de Allerhoogste, de tweede Paulus, anfitaat van een nieuw verbond. 2. Het oude is niet ver van verwijdering, maar de cobra blijft deze paden betreden, en zal niet loslaten de geslachten van het Woord. 3. Hij zal de ouderen helpen, en schuilplaats heten voor wees en vluchteling. Ja, weduwen zullen hem aanhangen, en Hij zal luisteren naar het jonge. 4. Hij die volkomen is en de wet heeft vervuld, maar niet om de wet teniet te doen, maar om haar rijp te doen worden. 5. Nu dan kunt ge drinken van de wet tot eeuwig leven. Ja, er is een tweede behoudenis, opdat uw tweede geest behouden zal worden. 6. Zij dan die geen tweede geest hebben, hebben geen behoudenis. 7. Komt daarom tot een nieuw verbond, want gij zijt genaderd tot de tijden van de vijfde Utmir. 8. Gij dan die zich hebt laten enten op de boom van Christus, Zijn tweede is nu in de maak. 9. God heeft in Zijn geheimenis bij Eminius een nieuwe zoon geschapen, een eeuwige zoon, de tweede Christus. 10. Ziet dan toe dat ge Hem die spreekt niet afwijst, want Hij zal de afvalligen brengen tot het tweede vuur en de tweede hel, waar Beuse met haar engelen branden. 11. Laat dan niemand denken dat deze hel voor altijd is. Deze hel leidt tot het tweede Gehenna, waar de totale vernietiging heerst. De Heere zal loon geven naar werken, en dit loon woedt alleen totdat de maat en de tijden vol zijn. 12. Laat daarom niemand beangst zijn voor eeuwig leed, maar vreest de Heere die in een Utmir harder slaat dan eeuwig leed. 13. De Heere Heere is een brandend en verterend vuur die Zijn tweede evangelie heeft gezonden, en dit evangelie is eeuwig. 14. Dit zijn de woorden van de tweede Paulus, anfitaat voor het aangezicht des Heeren. 15. Nu dan, zet de gevangenen vrij, die lijden door valse woorden. Valse apostelen zijn zij, die schapen hebben misleid. 16. Maar het heeft de Heere Heere behaagd u van Zijn Liefde te vertellen, en dan is valse liefde niet ver van verwijdering. 17. De cobra zal haar eten, zij die verderf heeft gebracht op eeuwige bergen. 18. De Heere zal valse priesters uit uw midden wegdoen. Hoort dan niet wanneer zij roepen op de straten en valse woorden verkondigen op de pleinen. 19. Luistert dan niet naar hen die vrolijke liederen zingen, terwijl u beeft van angst. 20. Zij hebben niet naar wezen en weduwen omgezien, en daarom zal de Heere hen slaan. 21. En enigen van hen zullen kleine hulp vinden van demonische dienaren, en een mantel vinden bij de tweede satan. 22. Ziet dan toe dat gij hem die spreekt niet veracht. Want hij heeft de macht u over te leveren aan de tweede satan. 23. Verschrikkelijk is het om in de handen te vallen van de zonen van Lucifer, want zij zijn als dolle honden en wolven.

3.

Opening van het Tweede

1. En de Heere zal uw tweede geest openen, om Zijn Tweede Geest uit te storten. Dan zal er geen verraad meer zijn in Zijn Heilige tempel. 2. En de cobra zal verzoenen jong en oud, en Hij zal komen om het woord te testen. 3. Ja, heilige toetsers zal hij opstellen rondom het altaar, en zij zullen de wetten des Heeren binden om het hoofd van de profeet. 4. En de tweede Elia zal opstaan om grote dingen te doen, en de weg van de Tweede Christus te bereiden. 5. Maakt dan vrij de poorten. Dit zijn de dagen dat de Heere u een tweede geest zal geven, dieper in uw binnenste. En er zal geen verstoring zijn op Zijn Heilige berg, noch inbraak. 6. En gij zult rust kennen als het kind der vrede. Ja, want de Heere zal scheppen een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, wanneer de engelen van het tweede staan met hun trompetten. 7. Zij zullen de Heere dienen, maar de Heere heeft geen behagen in hen die prijzen zonder Zijn werken te doen. 8. Ik zal die prijzers, zegt de Heere, Ik zal hen wegdoen van mijn heilige berg en hen in de krochten van de tweede tartarus zenden. Zij zijn overgeleverd aan de zonen van de Behemoth. 9. En de Zoon van het Woord zal hen met de moker slaan. 10. Maar de Heere zal hen die op hem wachten het tweede Woord zenden, als een tweesnijdend zwaard komende uit zijn mond en buik. 11. Ja, de heere zal openen het oor van uw binnenste, en gij zult de Heere verstaan. 12. In deze dagen zijn er vele spotters gekomen, hun ouders ongehoorzaam, en ziet de Heere zal hen slaan. 13. De Heere duldt geen gespot meer bij zijn heilige tempelen. Ja, de Heere zal de tweede tempel openen, en hij zal zijn tweede ark laten zien. Zalig hen die de spot niet kennen, want zij zullen toegerust zijn met de krachten van de toekomende dagen. 14. De heere geeft rust als loon, en zal Zijn cobra laten zien, komende van het allerheiligste. 15. En in de dagen dat de cobra spreekt zal er stilte zijn op zijn heilige berg.

4.

Waarschuwingen

1. En ik, de tweede Paulus, ben dan geslagen door zijn Geest, gebonden in mijn tweede geest, tot een heilige opdracht. Ja, de Heere maakt waarlijk vrij, hen die zich tot het nieuwe verbond binden. 2. En zijn profeten zijn gevoelig voor tijden en seizoenen, en kennen de bedelingen des Heeren. 3. Zij dragen de gaven van het lijden tot diep in hun lichamen, om de zalvingen des heeren uiting te laten geven. Ja, zij hebben het ei des Geestes in de tweede ark gelegd tot een allerheiligste gave van geloof. 4. Geloof dan in het tweede, en gij zult gered worden. Zijn roep gaat uit in de laatste dagen. 5. En tot hen die de gaven van oordeel dragen : Ziet dan toe dat gij die allerheiligst behandelt, want het vuur kan u ook slaan. 6. En tot de geslagenen : De Heere is bij de verslagenen van hart, laat u dan tuchtigen, want het is een gave tot eenwording des Heeren. 7. En tot hen met scheppende gaven : Draagt dan hen die lijden tot het altaar, om het altaar over hen te laten spreken. 8. Vervloekt is de geneesheer die het lichaam geneest en de ziel verloren laat gaan. 9. En ik heb enigen van hen aan de tweede satan overgeleverd opdat hen het handelen in zielen wordt afgeleerd. 10. De woestijn roept tot u, allen die de Heere volgen, en gij zult een oasis vinden in uw tweede geest, die God vanaf den beginne heeft bestemd om in de laatste dagen als een licht in uw binnenste op te rijzen. 11. En de Heere heeft mij geroepen om het werk van de eerste Paulus voort te zetten, en dit werk sluit erop aan als een nauwsluitend zegel. 12. Doet dan aan de wapenrusting van het tweede bloed, vergoten vanuit de hemelen. 13. En de Heere leed in het hongerend Afrika, maar zijn gemeente heeft hem niet gewild. 14. Daarom zal de Heere de eerste gemeente wegvagen en de tweede gemeente behouden. 15. En de Heere zal zijn eerste christus wegnemen om zijn tweede christus te zenden met een nieuwe wet. 16. Ziet dan toe dat gij hem die spreekt niet weggooit, want de Heere Heere is een verderfer der zielen. 17. Doet dan aan de wapenrusting van het tweede bloed, en hangt de tweede Christus aan tot het zaad van de nieuwe Geest. 18. Ja, de tweede gemeente vecht en overwint, terwijl de eerste gemeente zakt in misleiding en verderf. 19. De Heere heeft alreeds een leugengeest gezonden tot hen die het moordend woord in stand houden. 20. Zuivert dan uw woorden, en dan zal de Heere zien of Hij genade zal hebben met u. 21. Maar velen zullen overgeleverd worden aan de leeuwen van Zijn oordeel. 22. Niet alle martelaren sterven in de heere.

5.

Nieuwe Behoudenis

1. Tot hen die de Tweede Geest hebben ontvangen : Spreekt dan veel in tweede tongen, om uw zielen te behouden. 2. De Heere zal nieuwe tongen over de bodem uitgieten, en gij zult nieuwe gaven van onderscheiding ontvangen, om boze geesten van het tweede uit te drijven in de naam van de tweede Christus. 3. Ziet dan toe dat ge ge-ent bent op het tweede kruis, want de honger zal u tot overvloed leiden. 4. En doe bedekkingen met het tweede bloed, opdat de gemeente de engelen van het tweede aanschouwt. 5. En de Heere zal met blindheid slaan hen die hun ogen aan de tweede satan hadden geofferd. 6. Al die tot de Heere genaderd zijn : de Heere laat niet met zich spotten. En de Heere slaat die hij liefheeft. 7. Dit zijn de woorden van de tweede paulus aan hen van het tweede efeze. De Heere zal uw bloed heiligen op het altaar, want gij hebt de helm van het tweede geloof om wonderen en tekenen te verrichten. 8. Gij bent de aderen des Heeren. Zalig hen die een juk dragen in hun jeugd. Zalig hen die de Heere toebehoren en de gave van zijn lijden hebben ontvangen. 9. Gij weet allen dat de helm van het tweede heil voortgekomen is uit de tweede doornenkroon. 10. De Heere bemint hen die met hem lijden, en die Zijn gedachten en gevoelens dragen, hen die om Zijnentwil leven in misleiding en verdrukking. 11. De Heere ziet het hart aan. Hij is geen Heer die zou toornen om vlees. Hij toornt op harten. 12. De kunstwerken des Heeren dale in uw harten, en Zijn Zegen zal u behoeden. Laat ons dan uitzien om elkaar te ontmoeten in het laatste der dagen, in het gewelf van het tweede ijs, waar apostelen zalig zullen worden. 13. Zalig hen die met reine en nederige harten zijn gekomen tot de vijfde Utmir. 14. Zalig hen die twijfelen, maar vervloekt hen die met zekerheid het zwakke vervolgen. 15. Als het sterke dan zwak is, hoe zwak is het.

6.

Ernstige Waarschuwingen

1. De Heere dan heeft u twijfel gegeven om aan de misleiding te ontkomen. Laat het dan als een gave berekent worden, en luistert niet naar hen die spotten. Zij zullen vallen in de handen van de zonen van Beelzebul. 2. Vervloekt zij hen die met zekerheid macht uitoefenen over schapen om hun vlees te eten. 3. Zij zijn geen herders maar huurlingen, werkende voor het slachthuis. 4. Vervloekt hen die vlees eten, want zij zullen vanuit hun binnenste wegrotten. 5. Ziet dan toe dat de cobra u niet wegslepe ver van huis, om u verschrikkingen te tonen zonder ontsnapping. 6. Gij die nog steeds leeft van de dood : Vervloekt bent gij, oh mens. De Heere heeft u het leven voorgehouden, maar gij hebt de dood verkozen, en leeft daarom van het bloed van uw broeders. 7. Gij die een dier niet kan eren, hoe kunt gij de Heere eren, die immers dier is ? 8. Gij die een dier haat, hoe kunt gij de mens liefhebben die immers uit een dier voortkwam, dat was de Heere ? 9. Ik zal hen slaan die slagers, en al hun volgelingen. Vreselijk is het in de handen te vallen van de levende christus. Hij die dood is is niet verre van verwijdering. Vreselijk is het te vallen in de handen van de tweede Christus, en om te vallen in de poel van het tweede bloed. 10. Ja, gij zult huiveren van uw voedsel, want het zal tot leven komen om uw ingewanden te eten. En de Heere zal uw gebeden niet verhoren, want zij zijn Hem een gruwel. 11. Vervloekt hen die zeggen : Laten wij kwaad verrichten op de heilige bergen des Heeren, want aan hen zal kwaad gedaan worden. 12. Gij die met vuur speelt, ziet dan toe dat het u niet verslinde. 13. Ziet dan, de cobra is tot u uitgegaan, met een eeuwig evangelie, hij die de macht heeft om u te verdoemen in de tweede hel. En die hel zal vreselijker zijn dan de eerste. 14. Gij weet allen dat het tweede pantser der gerechtigheid van het tweede recht is, en daarom rechtvaardiger dan het eerste. 15. Gij weet dat het voortgekomen is uit het tweede spotkleed. Zalig hen die met Hem dit kleed hebben gedragen. Want zij hebben troost gebracht aan het leed des Heeren, en niemand zal hen kunnen roven uit Zijn Hand.

7.

Aanhef

1. Dit zijn de woorden van de tweede Mattheus in het laatste der dagen. Ziet dan toe dat gij hem die spreekt niet afwijst. 2. Mattheus, anfitaat der Allerhoogste, met het tweede evangelie, als eeuwig evangelie geopenbaard, als een nauwsluitend zegel op het oude. 3. Ja, de Heere houdt van het oude, en zal daarom de paden niet afbreken maar vervullen in het nieuwe. 4. Zalig hen die de geheimenissen van het tweede kennen. 5. En er was een man komende met de wolken des hemels die de Naam de tweede Christus droeg. En in Hem was geen zonde of smet. 6. En Hij was omringd met leeuwen die hem dienden, en hijzelf was als de cobra des heeren. 7. En hij kwam om de gemeente te tuchtigen door Zijn Woord. 8. Dit zijn de woorden van de tweede Mattheus voor de laatste dagen. De Heere heeft u een tweede Christus gegeven. 9. En zijn tweede engelen kwamen tot Hem om hem op aarde te dienen. Hij stierf aan het kruis van honger in de streken van Afrika, bespot en alleengelaten door de gemeente. 10. En daarom zal de erfenis naar de tweede gemeente worden gezonden, en de eerste zal niet ver zijn van verwijdering. 11. Ja, de Heere kwam naar de aarde als een dier, maar werd geslacht en gegeten door de gemeente. 12. Vervloekt zijn zij. Ja, amen, terwijl de leeuwen toekijken zullen zij voor afgemeten tijden branden in het vuur van de tweede hel. 13. En tot Zijn kindekens : Ik zal u uitleiden tot de tweede hemel, en u de vruchten van het tweede geven. Ziet dan toe dat ge niet stilstaat om tezamen met de eerste gemeente ten onder te gaan. 14. Ik heb u het tweede woord gegeven, en vuur is in uw mond en binnenste om de afvalligen te verteren. 15. Maar ziet toe dat u zelf niet wordt verteerd, want de Heere duldt geen zonde voor Zijn aangezicht. 16. Gij hebt rekenschap af te leggen voor hem die uw zielen behoedt en voor zijn heilige cobra. Amen. 17. Zalig hen die het tweede spotkleed hebben gedragen, want zij dragen het pantser van het tweede geheim. 18. Zalig hen die de tweede doornenkroon dragen, want zij zullen de poorten des hemels vinden. 19. De Heere heeft Zijn roep op hun hart gelegd, en zij onderscheiden het goede van het kwade. 20. De Heere zal dan geen medelijden hebben met hen die zich laten verblinden om witte moorden te plegen. 21. Zij zijn als de hoeren die hun mond afvegen en zeggen : ik heb niks gedaan. 22. Laat dan de tweede Christus u oordelen. Hij die honger heeft geleden om des Heeren Wil. 23. En ik ben een anfitaat in boeien, heilig zijn zij. 24. Ik heb de gave van het lijden ontvangen, om het woord te brengen.

8.

Geen eigenmachtige uitleg

1. Gij dan die tot de tempel van de cobra zijt genaderd : Heb dan lust de geboden des Heeren te doen. Zij leiden tot eeuwig leven om eeuwige vreugd te brengen. 2. Ik heb mijn wetten in uw binnenste gebrand, spreekt de Heere. Nu, leeft dan in de nieuwe tempel. 3. En de cobra zal velen tot zaligheid brengen, en zal dichtbij hen die twijfelen zijn. Laat u dan van het oude verbond verlossen, want het was een verbond des doods. 4. Ja, het heeft u getuchtigd en wijsheid gebracht, maar ook heeft het u misleid en u deel laten hebben in het kruis der profeten. 5. Ziet dan toe dat ge de duif die spreekt aanneemt, staande op de rug van de cobra, hebbende het gezicht als een arend. 6. Laat u dan brandmerken door Zijn Geest tot de tweede Metensia en de tweede Eminius, en gij zult zalig zijn. 7. Zoekt dan rust in heilige woorden en laat het oude voorbijgaan. 8. De cobra zal u het oude doen eren, maar gij zult de dood verslaan. De cobra zal u laten luisteren naar kindekens, en gij zult de vreze des heeren ontvangen. 9. Heb dan lust de geboden des Heeren te doen, en recht te spreken in zijn tempelen. Want was het oude recht niet onrechtvaardig ? Nu is er dan een nieuwe dag gekomen. 10. Het tweede schoeisel des vredes is onder hen die de Heere loven door werken. 11. Vervloekt zij hen die loven zonder werken, want zij zijn als holle wolken zonder water, voortgedreven door de wind. 12. Zij zullen dor zijn als as, als koren van de tweede hel. En deze hel zal verschrikkelijker zijn dan de eerste. 13. Ziet dan toe dat gij het sprekende kruis niet afwijst, want ook voor u heeft hij geleden, om u te laten zien wat u zou moeten lijden. 14. Maar gij hebt zijn woorden verdraait. Ziet dan toe dat ge niet verder afdwaalt. 15. Zalig hen die twijfelen en toetsen, en vervloekt hen die niet toetsen, want zij zijn overgeleverd aan trotse harten, aan de zonen van satan. 16. Ziet dan toe dat ge door uw opgeblazenheid en valse zekerheden niet valt in hetzelfde oordeel als de zonen van de leviathan. 17. Weest dan geen volgelingen van de tweede Kain en de tweede Izebel die in hetzelfde bed slapen. 18. Zij varen naar het laatste oordeel van het tweede. Hun namen zullen niet in de tweede boeken des levens gevonden worden. 19. Ziet dan toe dat ge geen valse profeten aanhangt, want in hetzelfde oordeel als hen zult gij vallen. 20. En de Heere zal niet onschuldig houden hen die eigenmachtige uitleggingen aan het tweede woord des geestes geven. 21. Hun zal afgenomen worden hun delen van het paradijs en de schatten der bedieningen. 22. De Heere zal hen te schande zetten op heilige bergen, en zij zullen geen dienst meer voor het altaar mogen verrichten. 23. Maar de Heere is met hen die beven voor Zijn Woord, en hen die de gave van twijfel hebben ontvangen om het woord te toetsen.

9.

Geen Eeuwige Toorn

1. Ja, de Heere zal een slachter zenden om de gemeente te slepen tot het altaar. 2. En de Heere zal haar vrucht toetsen. 3. De Heere ziet alles. Zij die zondigen hebben geen rust, dag noch nacht. 4. De heere zal uw harten in vlam zetten wanneer gij nadert tot Hem, en hij zal heiligen hen die zijn bestemd tot het laatste der dagen. 5. Vreest dan Hem die uw geschiedenis en toekomst kent. Hij, die uw gedachten van verre ziet aankomen. 6. En na de slachting op het altaar zal er dan geen plaats meer zijn voor berouw, maar tot een vreselijk uitzicht op het tweede vuur des Heeren dat de wederspannigen zal verteren. 7. De Heere toornt niet voor eeuwig, maar hen die het tweede woord belasterd hebben zullen hun loon niet ontgaan, en zullen de vrucht van hun afvalligheid in hun binnenste bemerken. 8. De monsters van hun feesten zullen hun van binnen verslinden en baas over hen zijn. 9. Ja, weet dan dat de beesten die u misleiden in toorn en tweede hel zullen veranderen wanneer zij u in hun hutten hebben. 10. Dan keert de zoete misleiding om in een bitter graf. 11. En de zonen van Lucifer zullen plagen van angst zenden, want gij hebt de heere verlaten. 12. Ja, angst zult gij hebben wanneer gij in de duisternis bent zonder de Heere. 13. Dan zal de Heere niet te verbidden zijn, maar zult ge het loon der zonde moeten uitzitten. De Heere heeft vele gevangenen. 14. En dan zult ge zien dat de Heere waarlijk rechtvaardig is. De Heere zal een ieder slaap gunnen aan het einde der dagen, en hen die hun straffen hebben uitgezeten zullen rust vinden in een eeuwig graf. 15. De Heere duldt geen pauselijke leugens, en de Heere duldt hen van de canon niet, want zij hebben kooien van eeuwige angst gebouwd. 16. Geeft dan ruimte en vrijheid des Heeren aan het volk van God, en leidt hen uit tot het tweede Woord in hun allerheiligste reis. 17. Want gij zijt allen pelgrims, en gij zult wonen in het tweede huis des heeren. 18. De Geest die de Heere dan geeft is de Geest der Vrijheid, en de Heere zal al hun tranen afwissen. 19. Wanneer gij dan ouder wordt in de Heere zal de Heere u loskopen uit alle misleiding en zal zijn woord in u vrijgemaakt worden. 20. Dan zullen de zegelen van uw hart breken en gij zult vluchten tot uw tweede geest.

10.

De Geest der Vrijheid

1. Maar er zijn lieden die het tweede woord zullen verdraaien zoals ze met het eerste woord hebben gedaan, en zij zullen de tweede gemeente verdrukken. 2. Ja, zij zullen zich in uw midden opstellen om harten te misleiden, maar houd u vast aan uw ouder wordende geest, en tot de Geest die in u spreekt van het zuivere tweede. 3. Laat u dan het evangelie u niet ontnemen dat tot de zaligheid uwer zielen geschreven is. 4. Ja, de trompet des heeren kondigt nieuwe tijden aan, en zij zullen voor de heere buigen. 5. De Heere zal velen tot slaap brengen, en tot dronkenschap. 6. Laat het dan geen dronkenschap zijn zonder recht. De Heere heeft u toch immers met Zijn wetten bezegeld. 7. De Heere zal de poorten van uw ziel bewaken, en het tweede zal vaste grond krijgen. De Heere voert Zijn kinderen uit, ook uit de onderdrukkingen der gemeentes. 8. Weest dan lid van het tweede lichaam van Christus, en hangt de tweede Geesten aan. 9. Zij zullen uw hoofd verlichten, en uw harten leiden tot de tweede geest, waar bronnen des hemels wachten om open te gaan. 10. Weest u dan bewust dat de woorden des heeren krachtig zijn tot het scheiden van goed en kwaad en om de koppigen tot verlichting te brengen. 11. Het woord des heeren is immers als een lamp schijnende in duistere plaatsen. 12. Ja, ook de putten zullen van het tweede woord des heeren nemen, en zij zullen buigen. 13. Dan zullen alle tweede putten voor de heere staan en de heere zal hen oordelen naar hun werken. 14. En de draken van het tweede zullen rekenschap moeten afleggen van hun daden en koopkrachten. 15. Zij zullen hun verdragen met de kooplieden der aarde moeten openen voor het aangezicht des Heeren. 16. En het tweede vuur zal verzengingen doen tot aan het tweede ijs. En gij zult de tweede Eminius kennen. 17. Want vol zijn de hemelen van de tweede engelen en de tweede Geesten des Heeren. 18. En wanneer de tweede tronen in het daarvoor bestemde uur oprijzen is de eerste troon niet verre van verwijdering. 19. Dit zijn de woorden van de tweede Mattheus. Zalig hem die het tweede evangelie verkondigt, en daarmee de gevangenen van het oude vrijzet. Want de Geest des Heeren is Vrijheid.

11.

De vijfde Utmir

1. En mij, de tweede Mattheus zijn gegeven de sleutelen der vijfde Utmir, om de tweede gemeente binnen te leiden. En hun schoeisel zal niet verbrand worden, en zij zullen langs koele wateren gaan. 2. Maar vuur uit de mond des Heeren zal vallen op al hen die achterblijven en de canon blijven aanhangen. 3. En er zal alleen adem zijn in de tweede gemeente in het vijfde der Utmiren. 4. En ik zal mijn profeten aansporen om te profeteren totdat de deuren achter ons gesloten zijn. 5. Vervloekt hen wiens geesten op de vorige aarde achterblijven. Dit zijn de heilige woorden van de tweede Mattheus, anfitaat voor het aangezicht van God. 6. Laat dan de tweede Christus u loskopen uit dit boze geslacht, wanneer gij hem hebt losgekocht met alles wat u had. 7. Zalig hen die acht hebben gegeven op het licht der armen, want zij zullen de Heere zien. 8. Zalig hen die het tweede kruis kennen in hun geest, want zij zullen een schuilplaats in de nieuwe geest vinden. En deze geest is eeuwig, en zal groeien tot in aller eeuwigheden tot een boom des levens. 9. Zalig en mystiek zijn de schatten die de Heere heeft weggelegd voor hen die Hem volgen en Zijn voetstappen bewaren. 10. Zalig hen die rouwen wanneer de Heere rouwt. Zij zullen de lichten van het tweede kruis tot lampen hebben in de tweede duisternis. En deze duisternis is donkerder dan de eerste. 11. Zij zullen van de vierde dood geen schade lijden, want zij zijn door de Heere en diens tweede engelen in myriaden en myriaden gekend. 12. En zij dragen de klokken des Heeren in hun monden en buiken, terwijl hun hoofden gebonden zijn met zoete koorden die hen leiden tot de uitgestrekte velden van vrijheid des Geestes. 13. De Heere waakt over hun zielen, en zij kennen zijn geboden. 14. Zij spreken recht onder hoge bomen, en kennen de gezangen der vogels. 15. Zij zijn teder als zij hard zijn, en hard als zij teder zijn. In hun liefde sparen zij het kwaad niet. 16. Zij hebben de Geest van aanvaarding leren kennen in het verwerpen van het kwaad, en zij worden geleid van inzicht tot inzicht. 17. Zij kunnen onderscheiden de harten des Heeren en van de kindekens, en zij gebruiken zijn woord in en tot vrijheid des Geestes. 18. Hun zwaarden zijn zacht in hardheid en hard in zachtheid.

12.

1. En de Heer sprak dan over het Woord als over zaad op een akker, wat alleen gelaten moest worden om door de regen, de zon en de kou sterk gemaakt te worden. 2. En de Heere sprak dat het Woord zou groeien als de cobra, om harten te slaan met schrik. 3. En deze schrik zou een tweede schrik zijn, groter dan de eerste. 4. En de Heer droeg zijn discipelen op om het Woord te verkondigen, want Hij had hun tweede geest aangeraakt. 5. En zij waren op een bovenkamer bij elkaar gekomen en de Heere gaf aan hen tongen van vuur. 6. Maar hun lippen werden koud als ijs. 7. Zo was het evangelie dan als kou en ijs. En de Heere maakte zijn woord sterk. 8. En tot de discipelen werden zieken gebracht, maar zij werden niet genezen, want het was de tijd des Heeren niet. En de zieken werden tot een eenzame plaats gebracht waar zij het woord des Heeren hoorden. 9. En na enige tijd ging er een wind uit van de discipel die sprak en de zieken werden vervuld door de Geest en zij gingen op hun benen staan. 10. En de Heere voegde die dag honderdtwintig zielen tot hen die behouden werden. 11. En de discipelen spraken : Er is geen behoudenis in een stem of een naam, en ook niet in een kracht. Er is alleen behoudenis in een hart dat de Heere zoekt. 12. En de gezichten der discipelen waren als die der engelen. 13. En er stond een man op genaamd de tweede Petrus, en hij deed grote wonderen voor het aangezicht des Heeren, en leeuwen des hemels verschenen naast hem in het wit. 14. En er kwam grote vrees over de schare, want hij liet ijs uit de hemel dalen, en de leeuwen des hemels verscheurden velen. 15. En hij had het lichaam als van een cobra.

13.

1. En men bracht vele zieken tot de tweede Petrus, en hij nam ze mee naar eenzame plaatsen, en leerde dat een kind van God veel moest lijden om in te gaan. 2. En zijn woorden hadden kracht, en brachten velen tot verlichting. 3. En in de dagen erna voegde de Heere duizenden tot de groep, en ze leerden over het lijden en het oordeel. 4. En de tweede Petrus riep : 'Ziet dan op het tweede kruis, waar gij leert hongeren voor de Heere.' En olie en honing vloeide er van zijn handen af, en hij bracht vreemde krachten tot hen die om hem heen stonden, en zij begonnen op een andere manier te bewegen. 5. En enkelen raakten in dronkenschap en werden bespot door voorbijgangers. Maar de tweede Petrus geraakte in toorn en een cobra des hemels kwam om hen te verslinden. 6. En de tweede Petrus riep : Ziet dan toe dat ge de dronkenschap des Heeren niet afwijst. En wijn des hemels kwam naar beneden om de discipelen te zalven. En de groep werd groter iedere dag. 7. Maar de autoriteiten beraamden al snel een plan tegen hen, en de tweede Petrus werd tot de hoge raad geleid. 8. Maar de dieren des hemels waren met de tweede Petrus en bliksemschichten kwamen van zijn klederen af om hen te verzengen. 9. En grote angst kwam over het volk, en ze vroegen of hij hun leider wilde zijn. Maar de tweede Petrus sprak : 'Er is geen leider dan het hart dat zich verborgen houdt om de duisternis te zoeken.' En hij trok zich terug tot het woud. En hij schreef brieven tot hen van de tweede gemeente, en de tweede gemeente werd groot en volwassen. 10. En in die dagen vloeide de tweede wijn, en de profeten kregen dubbel zicht opdat zij door alles heen konden kijken. 11. En doorzichtige visioenen kwamen tot hen, en de Heere schonk grote wijsheid aan de gemeente. 12. En de Heere opende een bron van adem. En de Heere sprak : Van nu aan stroomt genezing vanuit de duisternis.

14.

1. En enkele zegels werden van het Woord afgehaald, en geheimenissen werden aan de gemeente geopenbaard, en de Heere voegde steeds meer toe aan hen. 2. En de tweede gemeente werd als de slangen des hemels, en grote gaven openbaarden zich in hun midden. 3. En de Heere sprak : Van nu aan stromen de gaven vanuit het verborgene. 4. En velen gingen in het woud wonen, en schreven mystieke boeken. En velen die onschuldig vastzaten werden vrijgezet. 5. En de Heere gaf het volk macht over de onderdrukkers van het lichaam, en de Heere begon het volk inzicht te geven over het lichaam des doods en het lichaam des levens. 6. En de Heere sprak : 'Zie, Ik schep een nieuw lichaam.' En de Heere zond zijn tweede engelen tot de aarde om grote scheppingswonderen in het lichaam te verrichten. 7. En zij droegen de gloed van het morgenrood, en zij begonnen te verschijnen op gezette tijden. 8. En de Heere schiep nieuwe seizoenen en nieuwe tijden, en de aarde kwam in het vijfde Utmir. 8. En de Heere voegde dagelijks toe aan hen die Hem volgden, en grote wijsheid en kennis kwam tot hen die de machten der duisternis bestudeerden. 9. De Heere gaf hen de oorlogstaktieken en stond niet meer toe dat zij bespot werden. 10. En er was een plaats genaamd het tweede Golgotha in Afrika, en de Heere maakte deze plaats groot. 11. En vanuit alle hoeken van de aarde werd deze plaats bezocht, maar de apostelen spraken : 'Het heil is niet te vinden in een plaats of een persoon, maar in het hart dat zich verborgen houdt.' 12. En de gemeente werd een volk van eenlingen, en zij die de krachten van het ijs niet konden aanvaarden vielen weg van de Heere. 13. En in die dagen hielden familiaire en sociale geesten velen tegen om behouden te worden.

15.

De arenden van het Woord

1. En ik zag een zwarte arend verschijnen in het midden van de tweede hemel, en een witte arend zat op een rots, en ik zag uitgestrekte zeeen in de verte. 2. En ik zag de Heere als een ruiter verschijnen, dragende een trompet. En zijn haren waren als witte vlammen. 3. En toen Hij op de trompet blies kwam er een beest uit de zeeen voort, en de Heere sprak : Vreest niet, want het is de tweede Matas, en Hij is het Beest des Heeren. 4. En de witte arend die als het Woord des Heeren was steeg op, om hen die niet wilden horen te slaan. 5. En ik zag een grote schare opkomen die de arend volgden, en zij maakten zich groot tegen de zwarte arend. Maar toen kwam er een traan uit de ogen van de witte arend om hen te verteren. 6. En de Heere sprak : Zo zal het een ieder vergaan die het tweede Woord niet aanvaardt. En de Heere was als een stichter van oorlog. En de Heere sprak : Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het Zwaard. 7. Heiligt u dan voor Mijn Aangezicht. En zo zou de komst van de tweede Christus zijn.

Het Tweede Pniel

8. Zalig hen die het eerste en tweede Woord hebben. Maar hen die het tweede Woord niet hebben, zullen het eerste ook niet hebben. 9. En de heiligen worstelden met de tweede engelen en met de Heere, en zij werden geslagen op een plaats die het tweede Pniel heette. 10. En zij werden gevoelig voor het tweede Woord. En de Heere zegende hen. Zalig zij die de wonden van het tweede Woord dragen. 11. Zalig hen die twijfelen, want zij zullen kracht tot toetsen hebben, en de Heere zal hen leiden tot de tweede zekerheid. 12. En in de tweede pijn ligt de hand des Heeren opgeborgen.

Het Grote Rome

13. En de tweede toets was zoet voor de ogen van de Heere, en Hij gaf genade aan hen die de geesten beproefden. En de Heere zond lichten en bliksemschichten tot de aarde, tot tekenen van hen die Hem volgden. 14. Maar ook de tweede antichrist kon lichten uit de hemelen laten neerdalen. En de tweede draak gaf hem grote kracht, en zalfde hem met vele gaven. En er werden boeken geopend, en zij die jong waren moesten veel lijden. 15. En de Heere sprak : 'Zalig hen die piekeren, want zij zullen voor hoogmoed bespaard blijven.' En de tweede valse profeet en de tweede hoer kwamen tot het aangezicht des Heeren. 16. En zij kwamen van het tweede Sodom en het tweede Babylon.En hen werd gegeven het volk voor enige tijd te beproeven. En zij brachten grote rijkdom tot hen die de modder der aarde nog nooit hadden gevoeld. 17. En zij brachten dwaalleer tot hen die in de hutten der aarde woonden. Maar de Heere spaarde velen van hen, omdat zij wezen waren, en hij leidde hen tot een rots die Hij de rust der anfitaten noemde. 18. En de Heere sprak daar tot hen door een engel, zeggende : 'Het is beter met de discipelen te lijden dan overvloed en lering te zoeken. 19. Want van kennis wordt het hoofd opgeblazen, en verliest het hart grip.' En de Heere plaatste een tweede boom der kennis in de hof waar ze terecht waren gekomen, en Hij verbood hen om van de vruchten te eten. 20. Elke dag op gezette tijden kwam er een engel om hen te onderwijzen. De vruchten nu van de tweede boom der kennis waren hoog, en er zat een arend des Heeren om de vruchten te bewaken. En de Heere gaf aan hen die in de hof waren een tweede hart. 21. En de Heere sprak tot de kinderen dat zij veel bespot moesten worden. En in de nacht kwamen er vogels die hen niet lieten slapen, en overdag waren er honden die op jacht gingen. Maar het dreef de kinderen naar elkaar toe, en de Heere zag dat het goed was. 22. En in de hof stonden ook bomen van het tweede Sodom en het tweede Babylon, en de Heere hakte hen weg omdat ze geen vrucht droegen. En toen moesten de kinderen een zee overzwemmen die het Grote Rome heette, en deze zee was tegelijkertijd een haai. 23. En de kinderen werden boos op de Heere, omdat ze verzwakt waren, en merkten dat de zee hen verslond. Maar een Wind des Heeren nam hen op, en zij kwamen terecht op een eiland genaamd het tweede Bethlehem. En zij die daar woonden hadden grote ogen.

16.

Het Nachtzicht

1. En de Heere sprak : 'Dit geheimenis is groot, en zalig hen die het verstaan.' En de tweede boom des levens was te vinden op het eiland, en een ieder die van haar vruchten at kreeg ook grote ogen. 2. En er waren daar profeten des Heeren met dubbel zicht, en ook met nachtzicht, en zij onderwezen hen met vele visioenen. 3. En hen werd verteld dat verderop op het eiland alles donker was, en dat zij zich daar als een blinde zouden voelen. 4. Maar de Heere zou hen leiden met nachtvisioenen en zou hen het nachtzicht geven aan het einde van de reis.

17.

Niet verslaafd worden aan de wijn

1. Vrouwen hebt uw mannen lief. Neem hen bij de hand, en leer hen begrijpen. Word dan niet verslaafd aan wijn. Ware wijn stroomt van binnenuit. Weet dan dat de Heere u het lijden geschonken heeft om dronken te worden. En daar door de wijn te drinken gij dronken raakt, zo zult gij het lijden moeten drinken om dronken te worden. Dit dan is het tweede lijden.
2. Door dronkenschap kunt ge uzelf in de ander verplaatsen. Het denken houd dit tegen. Daarom heeft de Heere u het lijden geschonken. Drinkt dan uw pijn, en gij zult zalig zijn. Want gij zult zo in aanraking komen met de pijn van een ander, en diens vreugde. Laat daarom de eenheid u tot dronkenschap wezen, en volg dan de weg van de eenling.
3. Weest dan niet verslaafd aan verdovende middelen en genotsmiddelen, want dezen heeft de Heere uw God u al gegeven en stromen van binnenuit. Leert dan te drinken van de beker van de tweede Christus. Want God heeft ons geen aardse beker gegeven daar wij verjaagd worden van de ene hoek naar de andere. Maar God heeft u een Hemelse Beker gegeven.
4. Leert daarom drinken van Zijn Woord en het lijden. Gij kunt geen gezag aanvaarden indien gij niet drinkt van het kruis. En alle gezag is uit God. Maar velen hebben dit Woord verdraaid tot hun eigen ondergang. Gij moet buigen onder ieder gezag, opdat gij op de daarvoor bestemde tijd wortel schiet en opschiet om het gezag te breken. Ja, ook de Heere zult gij breken, en gij zult ingaan tot Zijn stromen van Levend Water en één zijn met Zijn Geest.
5. En daar sommigen het worstelen met God hebben vergeten heeft hun geloof schipbreuk geleden, maar de Heere zoekt hen die Hem overwinnen. Ook onder uw gezag heeft de Geest Gods geleden, maar Hij heeft het juk verbroken en u overwonnen.
6. Gij dan leeft op de aarde en in de hemelen. Weet dan, dat gij listig moet zijn als gij op de aarde zijt. Weest dan snel tot het lijden en langzaam tot het overwinnen, zodat niemand u tot een slaaf zal nemen. Leef dan zoveel mogelijk in het verborgene, opdat geen koning u ziet om u te kronen, en gij de kroon des hemels mist.
7. Geef niet om hen die aards loon ontvangen om u te onderdrukken. Zij hebben hun loon reeds, en de Heere zal het hen in de hemel niet geven. Weest dan niet al te toornig op het huis van dokters, want zij hebben de ketenen der slavernij verbroken, en hebben u de hemelse beker gegeven. Vreest dan niet voor hun ijs, want zij zijn u tot een duistere bescherming.
8. Bent gij dan vergeten dat de Heere tot u heeft gezegd : 'Gij zijt slaven.' Sommigen hebben Hem hierom bespot en geslagen. De Heere heeft Zijn engel Romarei gezonden, en de tweede Romarei, om het volk uit slavernij te leiden. Ja, Hij bracht u van balingschap tot ballingschap, maar de Heere leidde tot vrede. Rust nu, zij die ingegaan zijn tot de tweede sabbath. Zalig hen die van die beker hebben gedronken.
9. Gaat dan geen oude gevechten aan, maar groei op in de Heere, en vecht om tot de hemelpoort te gaan. Laat u niet teruggetrokken worden door oude vijanden, maar snijdt nieuwe hekken in. Zoek het gevecht niet op, en laat u niet leiden tot oude emoties. Doet dan de tweede mens aan, want het oude gevecht zal altijd doorgaan, totdat het opgelost wordt in de tweede hel.
10. Ja, doet dan aan de raadselen des Heeren, en weest listig.
11. Gij lijdt totdat gij het raadsel des Heeren ziet.

18.

Onrecht lijden

1. En de raadselen des Heeren zijn als een zee vol walvissen. En het grote geheimenis loopt tot het Grote Spanje, waar de zwarte haaien tot haar kusten naderen. Ziet dan toe dat gij geen deel hebt aan haar zonden, want de Heere Heere zal haar in één dag vernietigen.
2. En die dag zal zijn als de zon en de maan die tezamen komen. De Heere zal haar besmeuren, en de beker uit haar handen halen waarmee ze het bloed der heiligen en martelaren dronk. Ja, zij heeft handel gedreven met de kooplieden en slagers der aarde, maar zij zullen haar haten en haar vlees eten.
3. En dan zullen de walvissen de pilaren des hemels zijn en de stier des hemels zal haar volgelingen doorstieten. Vreest dan de Heere, en houdt uzelf rein van haar.
4. Keert dan niet terug tot oude gevechten, want de Heere zal uw vijanden veranderen in Zijn Handen. Hebt geen deel aan hun zonden, maar zoekt de raadselen des Heeren. Dan zal Hij Zijn engel Romarei en de tweede Romarei zenden om uw ketenen te verbreken.
5. Laat toch af van de mens, want wat is hij te achten ? Richt u dan op de dieren des hemels en gij zult de tweede mens aanschouwen.
6. Gij dan die nog vlees eet, vervloekt zijt gij. De ziel van het dier zal in uw lichamen tot leven komen en uw vlees eten. Weet gij dan niet dat hij die van de dood leeft, ook van de dood zal sterven ? Maar de Heere heeft u geenszins tot sterven bereidt, maar tot eeuwig leven.
7. Ziet dan toe dat zij die nog van vlees leven, ook elkander bijten en vereten. Zijt gij dan een stuk vlees, gebracht om gewogen, gemeten en verkocht te worden ? Doet dan ook een ander niet wat gij bij uzelf verafschuwd. De Heere zal voorzeker niet onschuldig houden hen die de Herder volgen om de schapen te eten.
8. Gij die nog van vlees leeft, gij zijt wolven tussen de schapen. Hinkt dan niet over de gedachte dat niemand u aanraakt. Gij hebt immers de wet verlamd. Doet dan weer recht op heilige bergen, en doet het kwaad uit uw midden, opdat de Heere zich over u ontferme.
9. Gij dan die kwaad spreekt achter de rug van uw broeder, ziet dan toe dat de Heere niet uw waarheid wegneme. Gij die de waarheid van een ander belastert, hoe kunt ge zelf in de waarheid staan.
10. Het loon over hen die onschuldigen aten, en dieren niet als hun medeerfgenamen beschouwden zal zwaar heten. De Heere zal hen niet onschuldig houden voor Zijn poorten.
11. Gij die het dier niet eert, hoe kunt gij de Heere eren, die immers dier is ? Gij die het dier niet tot vriend heeft, heeft ook de Heere niet, en is overgeleverd aan Zijn Wraak.
12. Stopt dan met uzelf te verontschuldigen en rechtvaardigen voor de wolven. Lijdt liever onrecht om de wil van de Heere, opdat gij geen handel met de vijand drijft en als één van hen wordt aangezien. Zij eten uw vlees toch wel. Weest zwijgzaam en laat uzelf kruisigen zoals zij dat met de Heere deden. Gaat het om uw kinderen ? Dan draagt gij dezelfde wonden als Metensia. Ook uw kinderen zal het lijden niet worden bespaard. Zalig hen die hun kinderen laten tuchtigen, en vervloekt zij hen die hen vasthouden in zonde.
13. Weest dan zwijgzaam voor de wolven, zoals de Heere dat was, opdat gij genade zult vinden voor de troon van God. Drinkt eerder van het lijden in onrecht, opdat gij niet het zwaard pakt zonder gedronken te hebben. Zij eten uw vlees toch wel. Ziet dan toe dat gij goed drinkt.
14. Want goede wijn is beter dan te spreken, en uw recht stroomt van binnenuit. Laat hen die u vervolgen u dan geen toegang geven tot hun vertrekken. Geeft uw hart niet aan hen weg. Neemt niets van hen aan. Maar enkelen zullen deze woorden verdraaien tot hun eigen verderf.
15. Leert dan in goede tijd om te gaan met het Woord des Heeren, en richt uzelf op de raadselen Gods. Weest dan als een goede attentaat voor het aangezicht des Heeren, opdat gij macht ontvange door zijn zwaard om zorg te gebieden. De Heere opent u de ogen en zij met u alle dagen van uw leven. Amen Metensia Eminius.

19.

Vertroosting en vermaning

1. Dit zijn de woorden van de tweede Petrus, door God gegeven. Aan mijn beminde broeders en zusters in de verdrukking. Laat hen die u vervolgen wegvagen door het kruis. Zij zijn niet belangrijk, en zijn de schimmen van het dodenrijk.
2. Zij die aardse goederen zoeken, vervloekt zijt gij, want aardse kettingen zullen hen binden, en zij zullen geen macht hebben te ontsnappen.
3. Zij die de dingen van de hemel zoeken zijn zalig, want zij zijn gebonden door eeuwige ketenen die hen naar de velden van rust en vrijheid leiden.
4. Vertrouwt uw verstand niet, want deze is door de leugenaar gebrandmerkt. Uw verstand is vervloekt en verduisterd door de zonde, en doorstoken door het zwaard der wereld. Gij hebt nog niet genoeg gedronken uit uw binnenste, want het verstand dat de Heere daar geeft is eeuwig. Doet dan aan het tweede verstand, en drinkt veel wijn des Heeren.
5. Laat u dan niet vast zetten in uw verstand, want dan komt u van redenering tot redenering en van misleiding tot misleiding om u dieper te binden. Komt tot de heilige bomen des Heeren en eet van haar vruchten. Maar zij die zondigen hebben geen toegang tot de hof des Heeren.
6. Vervuild uw geesten niet met de kennis der wereld, want zij is als de verboden vrucht.

20.

Het Woud des Heeren

1. De Tweede Paulus, apostel des Heeren en anfitaat, aan de heiligen van het Tweede Laodicea. De Heere zegent uwe harten. 2. De Heere kent dan uwe harten, en weet dat gij vol zijt van vuur en ijs. Ja, gij bent aangesteld als de mengers des Heeren in het Tweede Verbond en het heilige eeuwige evangelie. Weet dan, dat gij geliefden des Heeren zijt. 3. Maar enkelen onder u zijn lauw, en de Heere zal hen spoedig uitspuwen indien zij zich niet afkeren van hun boze wegen. 4. Gij weet dat ik vervolgd ben vanwege de wonden des heeren die ik draag, en dat gij ook reeds vertrouwd bent met deze wonden. 5. Draag hen dan diep in uw lichamen tot zuivering, want de Heere heeft u aangesteld Hem te dienen en Zijn geheimenissen te kennen. Hij zal u voeren tot het woud des Heeren, waar de zeven bliksemen des Heeren op u wachten. 6. Ja, de Heere zal u de tweede adelaarsvleugelen schenken, en gij zult uitzichten hebben. Gij dan zult aanschouwen de rijkdommen en wildernissen van de Heere die weelderig is, en Hem met het Gouden Zwaard zult gij kennen. 7. Ook hebt gij vernomen van Hem met het Bloedende Zwaard, en gij hebt uw bloed met Hem vermengd. 8. Ja, gij hebt deel aan de wijnen des Heeren en aan zijn zaad. Laat dan het kruid des Heeren uwen harten genezen, en zoekt de dingen die van binnen zijn. 9. Gij hebt enkelen onder u die in diepe zonden leven, maar de Heere heeft het reeds nog niet geopenbaard. 10. Wacht dan op het Woord des Heeren, en ziet wat Hij zal gaan doen. Groet hen die in verdrukking leven, en klem aan hen vast, opdat gij zalig zult zijn.
11. De Heere weet en ziet dan wat gij gedaan hebt voor de ouderen, en welk een hart gij hen toedraagt. En de Heere weet ook hoe gij de werken van een spottende jeugd haat. 12. Ja, de Heere heeft u voor Zijn aangezicht gesteld als zifters, en spoedig zal Hij u uitzenden om het kaf van het koren te scheiden. 13. Ja, ook hierin weet gij het lijden en het ijs te dragen, en struikelt gij niet tot in de binnenste duisternissen. 14. Ja, de Heere ziet de volmaaktheden onder u en is daar zeer over verheugd. Keert dan niet terug tot het eerste Laodicea, want de Heere zal u dan reeds spoedig slaan.

21.

De Taal des Heeren

1. De Tweede Paulus tot hen die in de verdrukking leven, in het Tweede Laodicea : Houdt dan goede moed, want gij hebt de krans ontvangen. 2. Gij hebt woorden van liefde diep in uw hart, reikhalzend verlangende om geopenbaard te worden. 3. Verheugd u daarom, gij die door vele verdrukkingen wordt beproefd. De Heere heeft u een nieuw hart aangemeten, en zal weldra in u opspringen tot zaligheid. 4. Gij, die de helm des Heeren draagt, gij weet ook van Zijn doornenkroon. 5. Toen ik bij u was heb ik u vele stukken daarover voorgelezen. Lees de stukken die ik u heb nagelaten dagelijks. 6. De Heere ziet uw lijdenstijden en kent hun einden. De Heere heeft het slot reeds daarop aangemeten, op hun uiteinden. 7. Verheugt u dan in de boeken die gij in zulke nawoorden aangeboden krijgt. Ziet hen als geschenken des Heeren. 8. Gij dan die het donderen van Sarsia kent, haar regen is zoet. Weet dan dat de Liefde problemen uitpraat tot het einde, maar daar waar praten onmogelijk wordt zal zij zich omzetten in recht. De Heere dan heeft u aangeraakt in Zijn Liefde. 9. Met hen die liegen valt niet te praten. Verwijdert hen dan uit uw midden. Sommigen onder u zijn enige tijd door zulke lieden beproefd, om hun harten te testen. Zoekt hen die van Waarheid spreken en die een zacht hart hebben naar ouderen. 10. Scheidt u af van hen die roekeloos leven. Gij zult hierin een kleine hulp ontvangen, en gij zult zich hierover verheugen. Scheidt u ook af van hen die zich bezighouden met taal om over anderen te heersen. 11. De Heere heeft u de taal des Heeren gegeven, en dit is de taal der vrijheid. Laat daarom niemand u terugbrengen tot boeken van grammatica en spelling, die de Heere een gruwel zijn. Leert dan de taal des Heeren. Ziet, het oude is dan voorbij gegaan. 12. Het nieuwe is gekomen. Verhardt de harten van uw kinderen niet door hen te verzuren met eindeloze getallen en geslachtsregisters, want hier rust de vloek des Heeren op. 13. Verzadigt hun harten met de wetten des Heeren, en leer hen de liefde en het altaar, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Zo zult gij zalig zijn.

22.

Voorschriften over het onderwijzen van kinderen

1. Leert uw kinderen dan de geestelijke strijd en het lijden. Want enkelen zijn aan dit gebod ongehoorzaam geweest, hun kinderen verkopende aan Belial en hen van Orion. 2. Leert hen dan van vuur en ijs, opdat het geen spotters worden. 3. Maar de Heere heeft met enkelen onder u reeds de hoop en moed verloren, en zij wachten op het vuur van Gehenna, hen brengende tot eeuwige rust. 4. Ja, want sommigen kunnen de eis van het leven niet aan, en de Heere zal hen kleine genade schenken. 5. Zo is er dan recht voor allen. Een ieder zal een bloem van recht ontvangen als loon voor de verrichte werken. 6. Gij zult uw kinderen dan niet bang maken met een altijddurende hel, maar gij zult hen leren over de dreigende vernietiging leidende tot eeuwige rust. 7. Niet een ieder wil het Koninkrijk der Hemelen binnengaan, want zij die daar zijn hebben dag noch nacht rust daar zij de Heere beminnen en liefhebben. 8. Enkele luien zullen daarom kiezen voor de eeuwige rust die Gehenna schenkt. Ja, ook enkelen onder u, oh Laodicea. 9. De Heere kent de hardheid van het leven, en de Heere kent alle harten. Nooit zal de Heere een mens voor eeuwig slaan, maar Hij zal die mens dragen tot een waardig graf waar altijddurende rust zal heersen. 10. Dit dan is een geheimenis des heeren, want velen zijn niets anders dan steigers. Als dan het huis gebouwd is, dan worden de steigers verbrandt, omdat ze niet meer tot nut zijn. 11. Toch zal het recht tijdelijk harder slaan dan geleerd werd, want de Heere eist terugbetaling, opdat alles eerlijk verdeeld is. 12. Enkelen onder u hebben dit vergeten, en hun geloof heeft schipbreuk hieronder geleden. 13. Zoekt dan de Heere, en weest getrouw tot Zijn gebod, opdat Hij trouw tone aan u. 14. Leert uw kinderen dan vroeg voor het jonge en oude te zorgen, opdat zij niet door de spot worden weggegrepen en het zoete hun hart zal verslinden. 15. Ook hebt gij daar enkelen onder u die zich overgegeven hebben aan oeverloze lofprijzing en dankzeggingen die geen spoor geven. Laten zij dan weten dat zij hiermede Belial aanbidden en niet God. 16. Ik waarschuw u, oh oudsten van Laodicea, dat indien gij zulken niet tuchtigt, gij in hetzelfde oordeel komt als hen die deze dingen bedrijven, waarvan de heere gezegd heeft dat Sodom niet zo zwaar gestrafd zal worden als de farizeeers. 17. Doet dan de farizeeers uit uw midden weg, hen die verslaafd zijn aan vrome klanken en hun kinderen laten verhongeren. Zij zijn niet beter dan de honden, want zij hebben de Tweede Christus gekruisigd. 18. Slaat dan die heupwiegers, oh profeten van Laodicea, slaat dan hen die de cobra aan de poorten tegenhouden, opdat Ik niet u tezamen met hen zal slaan. 19. Gij volgelingen van de tweede Eli, luistert, want gij hebt uw zonen van het zoete der tempelen laten eten, en de tucht veracht. Heft dan omhoog de tucht des Heeren, anders zult gij wederom achterover vallen om uw nek te breken. 20. Leert dan het goede te mengen, en print het Woord des Heeren in uw harten, opdat gij niet ten val gebracht wordt. 21. Slaat dan de volgelingen van Hofni en Pinechas, oh gij apostelen van Laodicea, en verbrandt dan hun boeken, opdat gijzelf niet verbrand zult worden. 22. Maar ik vrees dat ik me voor enkelen onder u tevergeefs heb ingespannen. Het oordeel des Heeren zal zwaar heten op die gemeentes die de tucht niet leren. 23. De Heere zal uw kinderen roven uit uw schoten, en de Heere zal u overleveren aan het zoete der bijen, en het zal uw buiken verderven. Ja, want in uw buik zal een slang opstaan, komende om de heidenen te oordelen. 24. En dan zult gij daar staan, al gij heupwiegers, met roet en roest, omdat gij het Woord des Heeren hebt tegengehouden. 25. Oh, gij die de stilte hebt veracht, wordt dan wijs opdat de Heere u niet zal slaan. 26. Want zwaar en hard slaat de Heere hen die de stilte verachten. Zij willen de stem des heeren doven, door zelf luid te brullen. Zij willen de bewegingen des heeren beletten, door zelf de heupen te wiegen. 27. Ja, een gruwel is dit in de ogen des Heeren. En vervloekt is een ieder die zulken een schuilplaats bieden. Levert dan uit hen die u verborgen houdt, anders zal de Heere u uitleveren. 28. Wie denkt gij dat u bent door te denken iets voor de Heere verborgen te houden ? 29. Vervloekt is dan een ieder die denkt zijn zonde schuil te houden achter dure kleding en materieel gesleep. 30. Zij dan zijn volgelingen van Mammon. Gedenkt dan de eenvoud, opdat gij weelderig zult zijn in de Heere die Geest is.

23.

Over kleding

1. Ja, gij bent dan het verscheuren der klederen vergeten. Weet gij dan niet dat dit u zal leiden tot zuiverheid ? Gij bent dan nu verpakt door de geesten van de tijd, en gij hebt de weelderigheid der natuur vergeten. 2. Gij hebt uzelf overgeleverd aan strakke pakken en stropdassen door de duivel vervaardigd. 3. Ja, enkelen onder u leven in slavernij van een werelds regiem, en zij hebben die kleding als merktekenen. De Heere zal u op zijn tijd bevrijden. Zij zijn dan de spionnen des Heeren, en leven onder een profetisch verbond. 4. Maar vervloekt is een ieder die zijn lusten botviert op zulke uitheemse kleding, want deze heeft de satan vervaardigd om macht uit te spannen. 5. Gij dan zijt webben des Heeren, en gij dan zult kleding des Geestes dragen. 6. Veracht het scheuren van klederen niet, daar het gewas voor deze artikelen door roofbouw werd gebruikt. 7. Kunt gij dan niet gebruiken wat de Heere u geeft ? Laat dan uw materialen waarmee gij werkt zuiver zijn. Laat geen levende wezens sterven voor uw tweede huid, want zij zijn uw adem. 8. Keert dan terug tot de natuur, oh heiligen, want uw huizen zijn constructies van Belial en zijn zonen. 9. Maar als gij daar leeft als gevangene des Heeren, zalig zijt gij. Leeft daar eenvoudig en verscheurt uw klederen, opdat gij niet onder het oordeel van roofbouw komt. Eet ook geen vlees. 10. Tot hen die als gevangenen vlees eten, zeg ik : De Heere zal uw lichamen genezen en u vrijzetten op zijn tijd, evenals de dieren. 11. Weest dan niet schuldig aan roofbouw op de natuur, want dan zult gij verlangen naar eenvoud, maar het zal van u wegvluchten. 12. Dan zult gij verlangen naar de weelderigheid des geestes, maar het zal van u vlieden. 13. Dan zullen uw klederen als ketenen worden, en gij zult niet bij machte zijn het juk te scheuren. 14. Overigens valle niemand mij lastig, want ik draag de littekenen van de Tweede Christus en Zijn Woord in mijn lichaam. 15. Hij kome spoedig om de heidenen te slaan. Amen Metensia Eminius.

24.

Aanwijzingen en voorschriften

1. Weet dan dat aan het einde der tijden de grenzen zullen vervagen, en het Woud des heeren zal zich openbaren. Leert dan van Zijn Liefde. 2. Want Hij heeft hen van Spricht altijd onder zijn hoede gehad. 3. Gij dan zult de heilige plaatsen kennen, en zij zullen u zijn tot een toevlucht. 4. Prijst dan de Heere wanneer Zijn schuilplaatsen geopenbaard zullen worden, want ze zullen dikke bescherming bieden tegen de stormen van het tweede. 5. Weest dan doof tot de zonde en tot hen die spotten, opdat de Heere u zal geven van het dikke van Zijn binnenste. 6. Maar allen die Spricht haten zullen niet eten van de dikke honing. 7. Zij zullen overgeleverd zijn aan de toorn van de bijen des hemels, en hun vlees zal tot driemaal toe gegeten worden. Aldus spreekt het geheimenis des heeren. En Hij zal erop toezien dat deze woorden verzegeld blijven tot aan het einde der tijden. 8. Zalig zijn zij die de tijden van de witte leeuw hebben bereikt en Spricht liefhebben. 9. Ja, zij kennen de lusten des Heeren. Tot Spricht bent gij genaderd, en Spricht zal de mate van behoudenis meten. 10. Ja, want Hij is de kleermaker des Heeren, en Hij heeft u overgeleverd aan geestelijke strijd. 11. Ken dan Zijn wapenrusting en leer het goede te behouden. 12. Zalig hen die het goede bewaken en hen die Spricht beminnen. 13. Kent gij dan de schatten van Spricht ? Uit Zijn Schatkamers komen de bliksemen des Heeren voort. 14. Legt dan uw klederen op het altaar Gods, opdat het u niet ten verderve leide. 15. Gij dan die verdovende middelen gebruikt : Leg hen dan op het altaar Gods, en laat u door Hem verdoven. 16. Leer dan de zielen der planten kennen, want zij zijn des Heeren. Leert dan ook de gewassen te onderscheiden. Leert de natuur u zelf dan niet wat gij kunt eten en wat niet ? 17. Weest dan verlicht in uw verstand en harten en laat de Geest des Heeren u leiden. 18. Gij bent dan gemachtigd groenten en vruchten te eten, en de vruchten der aarde. Gij dan zult inzicht hebben wat gij kunt gebruiken en wat niet. Want de Heere heeft zijn engelen aangesteld om u daarin te leiden. 19. Gij dan zult sprokkelen, en nemen wat de Heere u geeft. Gij zult dan niet dat wat leeft doden. 20. Laat dan niemand uwer deze woorden verdraaien. Laat de Geest u verlichten. Laten er dan wijze lieden onder u opstaan om deze woorden te openbaren. 21. Ja, ook aan u heeft de Heere profeten gegeven. Zoekt hen dan op, wetende dat zij soms in duisternis en verafgelegen leven. 22. Ja, laat het oude wijze dat dan spreekt spreken, opdat uw oren zalig zijn. Zo zult gij de schuilplaats des Heeren bouwen. 23. Laat dan ook wijze jongelingen spreken, en geeft acht op hun woorden. Want zij zijn de geopenbaarde bronnen des Heeren. 24. Gaat dan met hen om als brozer vaatwerk, en neemt hen in bescherming. 25. Biedt hen woning aan en voedsel, opdat gij uzelf zult zaligen. 26. Doet dit alles dan om de Heere. Veracht de ouden van dagen niet, want zij kunnen spreekbuizen des heeren zijn. Veracht de zieken niet, want zij hebben de sleutelen van de dieren des hemels en hun velden. 27. Veracht de slaven en de profeten niet, maar bevrijdt hen veeleer. Hen die het juk des heeren dragen zijn zalig, en zij zijn zalig u te ontmoeten. 28. Weest dan als een getrouw dienaar Gods, en veracht het tweede niet. Ziet, de leeuwen Gods zijn reeds buiten, wachtende om u te verslinden. 29. Maar u die de Heere kent, gij zult niet verslonden worden, alleen in liefde. 30. Weest dan niet als de dieven, want zij gunnen elkaar geen rust. Legt u toe op Gods economie, en word een zuivere anfitaat des heeren. Velen hebben zijn geboden hierin onderhouden en zijn hierdoor zalig geworden. 31. Ja, de heere heeft Zijn Zalige Geest reeds bereid voor hen die Hem hierin volgen. 32. wacht dan op de Heere, en loopt niet voor Hem uit, want Zijn vuur mocht u verteren. 33. Gij dan zijt genaderd tot de haaien van Spricht. Siddert dan voor hem die spreekt. want gij weet nog niet waarop zijn woorden uitlopen. 34. Maakt dan in uw harten geen kabaal, maar weest stil en zuiver voor de Heere, om de vlinderen van Zijn Woord op te vangen. Reeds licht ontbrandt Zijn Woord, weest dan klaar. 35. Zijn Ontstekingen zullen zijn als vulkanen, en de Heere spreekt om Zijn geliefden te binden in Zijn Geest. Ja, zij zullen zuiver rijden over gloeiende kolen, en de binnenste kamers der hemelen vinden. 36. Vervloekt is dan ieder huis dat geen altaar kent, en vervloekt is een ieder huis dat een onzuiver altaar kent. Zuivert uw harten dan voor de Heere. 37. Gegroet bent u. Laat Baarlen en Tanzan uw huis niet bestieren. Kom snel, Tweede Heere Jezus, kom snel, om Uw Tweede Maranatha te bouwen als een nauwsluitend zegel op het eerste. 38. En wanneer het tweede gekomen is, is het eerste niet ver van verwijdering. 39. Laat dan uw harten vrijzetten, gij die nog onder het oude verbond leeft en daaronder verdrukking lijdt. Is God dan niet gekomen om de tweede farao te slaan ? Komt dan tot het tweede beloofde land, het tweede kanaan Gods, gij die overwonnen hebt, waar Hij zal zitten op een witte troon om de heidenen te hoeden. 40. Ja, vanuit alle windrichtingen zullen zij komen, en zij zullen de Heere dienen. 41. Verheugt u dan in de dag der bevrijding, die opgetekend is om uw zielen te zaligen. 42. Zij die van het Tweede halleluja zijn en van Spricht groeten u, vooral hen in de grote verdrukking. Amen Metensia Eminius. 43. Een groet aan de zeven gemeenten in de grote verdrukking, eigenhandig, van de Tweede paulus, dienstknecht van God en anfitaat. 44. Ook ik ben een gevangene des heeren, wachtende tot de eenwording der allerheiligste zielen. 45. Schenk elkaar genade, zoals God ook doet. 46. Weest niet al te hard voor elkaar, want de heere haat de hardheid zonder de zachtheid. 47. Zijn Zachtheid doet altijd de Toorn verminderen. Groet elkaar in de tweede verdrukking, ziende op elkaars gebondenheid en zwakheden. 48. Legt dan geen zware lasten op elkaar, want de Heere is niet in dezen. Legt dan ook geen eed af, want de Heere is de Ziel der vrijheid. 49. Laat u dan geenszins binden, en leg u toe op de traagheid die des Heeren is. Gij dan kent andere koorden. Hij die binden zal is de heere. 50. De Heere heeft de engel van de windstreken tot u gezonden. Laat hen die van de genade afglijden niet meer binnen, opdat zij de gemeente niet zullen bezoedelen. De Heere haat hen die wispelturig zijn en twee heren dienen. 51. Laat hen dan niet meer binnen opdat zij u zouden verraden. Want reeds zijn velen tot u gezonden met gedraaide plannen. 52. Ik heb u reeds gewaarschuwd en gij zijt aan deze woorden overgeleverd als aan de Heere. De Heere doet met u wat goed is. Zijn Zegen is met u. Amen Metensia Eminius. 53. Ik zal dan ook niet ophouden om voor Zijn aangezicht voor u te worstelen en te bidden. Ziet dan mijn liefde voor u. 54. Laat geen enkele apostel een ander evangelie verkondigen dan dit, want dezen zijn vervloekt. Al zou het een engel zijn die u van de nuchtere leer zou afleiden, neemt hem niet aan. Want hij die dan spreekt zij vervloekt, en gij kome onder de vloek wanneer gij hem zou volgen. 55. Was dan het stof van uw voeten af wanneer degene bij wie u verblijft of die met u praat niet naar deze woorden wil luisteren, en houd hem voor een leugenaar, en vertrek. 56. Zij die onder een juk des heeren leven : De heere zal u vrijzetten onder zijn tijd. Uw ketenen zullen u tot zaligheid leiden. 57. Ja, de Heere heeft oog voor de zwakheid van uw harten. Dit is Hem tot sterkte. Gij hebt dan enkele draden van Spricht in uw ziel. Zalig hen die lust hebben tot de ketenen des heeren. Want Zijn zwakheden zijn sterker dan dat wat komen gaat. 58. En het dwaze in Hem is wijzer dan de wijsheid der tijden en het oude en hun dagen. 59. Ziet dan toe dat gij Hem die spreekt niet afwijst, want zijn dagen gekomen als in gedruis, waarin de machten der hemelen zullen wankelen en vallen. Ja, nieuwe hemelen schept Hij, en vervloekt zij die vasthouden aan het oude. Legt dan het oude op het altaar, en draagt haar daar naartoe, opdat gij uw zielen zult zaligen. 60. De heere heeft het oude lief en zal haar ziften als goud. 61. Zalig hen dan die het oude goud dragen tot de tempelen van het Tweede, want zij zullen de Heere kennen. 62. Acht dan Zijn verborgenheden als goud, en verlangt dan vurig te mogen binnentreden. 63. De Heere haat dan hen die stelen. Weest als een kind in Zijn voorhoven, en gij zult worden opgenomen tot zijn altaren. 64. Gij zult de blijdschappen van God kennen, al die tot Hem naderen. 65. Veracht het Tweede dan niet, opdat gij het voor u klaar staande Woord niet zal missen. 66. Sprak Hij dan niet om uw zielen te zaligen ? 67. Laat dan de man die hierop niet acht geve vervloekt zijn tot in eeuwigheden en tot de komende aeon. 68. Laat de muis van uw hand u dan leiden tot de knoppen der tempelen, om uw harten daarmede te reinigen. 69. God laat niet met zich spotten, en zal zeker niet onschuldig houden hen die kleine kinderen tegenhouden op Zijn bergen. 70. De Heere kwam voor deze kleinen, en niemand zal hen kunnen roven uit de Hand en de Wijsheid des heeren. 71. Zij zullen de paarlen en de poorten zijn van de nieuwe stad. En enkelen onder hen zullen voor een bepaalde tijd struikelen, om onder hen zuivering aan te brengen. 72. Niet alle kleine kinderen zijn des Heeren, want ook de listen des satans hebben vruchten in uw schoot geplant. Dit dan is verder een geheimenis des Heeren, wachtende met reikhalzend verlangen om geopenbaard te worden. 73. En die dag zal zalig heten. Tot hen die aan paniekaanvallen lijden : Gij zijt zalig in de Heere, en de Heere zal u kleine vertroosting en verlichting zenden. Gij zijt genaderd tot het hart Gods, die als een vulkaan is. 74. Want in de vulkanen des Heeren zult gij gebonden worden in Zijn Geest, en zijn ontstekingen zijn heilig, leidende tot de distels des hemels. 75. Gij die siddert, gij bent niet minder, maar gij hebt de zaligheden Gods aanschouwt. Wie zou niet sidderen. Het is u tot eeuwige verrukking Gods. 76. Vervloekt hen die niet sidderen, want zij zijn levende al dood. Geeft dan geen acht op hen, want zij zijn slechts schimmen van achter het Gehenna, en zij worden door de vierde dood gehoed.

25.

Zaligsprekingen en voorschriften

1. Zalig hen die slapen in de Heere, en zalig hen die ontwaken in de Heere. Zalig hen die vele visioenen zien omwille van de Heere. 2. Zalig de lammen, want zij zullen lopen in de hemelen Gods 3. Zalig de zachten van hart, want zij zullen de spotters verbrijzelen. 4. Zalig de bescheiden van hart en de schichtigen, want zij zullen dieren des hemels zijn. 5. Zalig de armen van geest, want zij zullen de Heere zien. 6. Zalig hen zonder een ziel, want zij hebben de engelen Gods als hun vaderen. 7. Zalig hen met koude handen, want zij hebben harten van vuur. 8. Zalig de wijzen in de Heere, want zij leven in de beenderen Gods. 9. Zalig hen die arm zijn en hongeren, want zij zullen de weelderigheden in de hemelen Gods hoeden. 10. Zalig hen die dorst hebben naar gerechtigheid, want zij zullen rechters heten. 11. Zalig zij die het kwade haten, want zij zullen met de Heere wandelen. 12. Zalig hen met koude voeten, want zij hebben buiken als leeuwen, en zij kennen de verrukkingen des Heeren. 13. Zalig de warmen van hart, want zij hebben genoeg koren voor de winter. Ja, zij kunnen zeven jaren vooruit, en zij kunnen het paleis des Heeren bouwen. 14. Zalig hen die nee kunnen zeggen, want zij zullen staan op de rots, en de zee zal hen niet overspoelen. 15. De Heere bouwt hemel en aard, de Heere bouwt Zijn lichten. Hij doet Zijn genade en vrede over u komen als het aandoen van een lantaarn in duistere streken. Hij zal u hoeden en leiden stap voor stap, en Hij zal u die Hem kent leiden tot Zijn Woud. 16. Laat de bomen des vredes tot u spreken, en laten zij uw hoofd behoeden als een helm. En gij dan die de nacht niet kent : De Heere zal een waker zetten voor uw mond. 17. Bijt dan elkaar niet uit, maar beurt elkander op met woorden van zijn altaar. 18. Leest dan goede boeken en gidsen, maar veracht de slaap en de rust niet, want de Heere geeft het zijn beminden daar. 19. Streeft dan naar visioenen en woorden des Heeren, maar vergeet niet dat de slaap en de rust daarvoor de akker is. Laten zij dan wijdverspreid zijn, en onderdrukt elkaar dan niet, opdat uw velden niet ingekort worden. Zo spreekt dan aldus de Heere. 20. Gunt elkander dan slaap, en onderdrukt elkander niet met woorden, opdat de Heere niet Zijn stem van u wegneme en u overgeleverd zijt aan de stemmen der wolven. 21. Gij merkt hun verscheuringen pas veel later op de dag. Daarom : Laat de slaap u dan hoeden, en zij die slaaf zijn van de nacht : De Heere zal u waardig vrijzetten op de door Hem daartoe bestemde dag. 22. Onderdrukt de zusters dan niet, want voor de Heere telt het geslacht niet. 23. De Heere bepaalt dan wat zwakheid en sterkte is. 24. Gij dan die veel dromen en nachtvisioenen hebt : Gij zijt werkers des Heeren. 25. De nachtspin heeft dan enkelen onder u verlamd, maar de sappen van zijn steek zijn grote geheimenissen des Heeren, en gij zult opstaan ten laatste dagen. Ziet dan, gij zijt bemint door de heilige engelen van het Tweede van God. 26. Zo zult gij dan de Heere kennen in Zijn lijden en sterven, en gij zult de nachtspin eren. 27. De Heere zal u een nieuw verstand geven en het oude wegnemen. Eert dan Zijn verdovingen als zijnde de zijden van Zijn Hand, die u slaat, leidt, hoedt en breekt. 28. Ja, Hij richt u op, en laat u weer vallen, want gij moet wortelschieten. Oh, gij die de aarde niet kent, hoe kunt gij de hemel kennen die immers van aarde is ? Gij dan die op zulk een aarde loopt zijt heilig, wiens voeten in de grond gegroeid zijn. 29. Gij dan zult zijn als de bomen des velds. Richt u dan op al uw takken en veracht uw wortelen niet, opdat de Heere u niet wegneme. 30. Zij dan die werken zonder wortelen : Gij kent de tweede mens nog niet, die in God geschapen is. Want hij wortelt zich bij alles wat hij doet, en zijn werken zijn eeuwig. 31. Geef dan acht op Zijn Woorden als kostbare heiligheden, als gouden gerei in zijn tempelen. 32. Leert dan te zien op de vlinder, opdat hij u zal meenemen tot een nieuw leven. Al het oude zal immers voorbijgaan. 33. U dan die vasthoudt aan de tegenwoordige hemelen en woorden. Ziet dan toe terwijl zij zullen verbranden, want de toekomende tijden zijn als een brandende oven, en er zal een Dag des heeren zijn. 34. Een dag tegen al wat groot is. Amen Metensia Eminius. 35. En als engelen al niet durven te spreken van het nieuwe verbond, hoeveel te meer zult u moeten waken over de lippen van uw mond. Maar gij zult de geest des heeren ontvangen, en gij zult spreken zoals de profeten spraken. 36. Er is dan niemand die het Woord des Heeren zal kunnen tegenhouden, en het Woord des Heeren zal glijden tot duistere plaatsen. Opent dan uw vertrekken, opdat de wind des Heeren het kan zuiveren. 37. En deze wind is brandende, gaande van vuur tot vuur. En zo zal de Heere u zaligen, en u gunst verlenen, om te gaan van ijs tot ijs. En gij zult de Heere kennen.

26.

De Meetlat des Heeren

1. Gij dan bent gemeten om dienst te doen in het huis des heeren. En enkelen onder u zullen dan de gaven van het meten en het wegen ontvangen, maar zij moeten zuiver van hart zijn. 2. Streeft dan naar de anfitaatse gaven, opdat gij het huis des Heeren kunt bouwen. 3. De Heere is welgevallig hen die Zijn huis in rust en stilte bouwen, en hen die zuiver meten. 4. De heere zal hen, die onzuiver meten, zij zijn vervloekt en zullen buiten lijden met de honden. Zij zullen hun wonden likken en de ingang des heeren niet meer kunnen vinden. Ja, het oordeel over hen is welaangemeten, en gij zult over hen niet klagen. 5. De heere zal een post en wachter zetten aan zijn poorten, en zij zullen het geheimenis van Izu kennen, het zaad van Eminius. 6. Alleen zij die heilig zijn mogen tot de Heere komen. De rest is reeds vervloekt. 7. Bouwt dan zijn huis in beven en sidderen, opdat zijn geest het werk zal zegenen en gij het niet ziet verteren als gij terugkomt van uw reis. 8. Want de dag des Heeren zal komen als gedruis, om alle werken te testen. 9. Zalig hen die bouwen in Spricht, want zij zullen het dikke des Heeren aanschouwen en de snaren des heeren bespelen. 10. En dan zal Spricht tot de poorten der tempelen komen, en al die tempelen uitroeien die niet bezegeld zijn met het Tweede Bloed des heeren aan hun deurposten. 11. En dan zal Spricht worden tot de Heilige Ingang en Uitgang des heeren. 12. En ziet nu dit geheimenis is groot, en reikt tot aan de zuilen van de Emelis Shatau. 13. Gij dan zult zuivere bouwkunde verrichten voor het aangezicht des heeren, en gij zult de zegen van Zijn poorten dragen. 14. Gij die nog jong zijt : Gij zult veel moeten lijden voor de tempelbouw des Heeren. Laat uzelf dan slaan voor zijn altaren, opdat Zijn Tweede Kruis u niet zal verbrijzelen in Zijn Toorn. 15. Omhels dan het kruis, en bemint haar, opdat zij u zal liefhebben en haar haat u niet verleide. Komt echter met ijs voor haar altaren opdat zij u niet in haar bitterheid verslinde. 16. Want de heere heeft welgevallen in hen die ijs brengen tot Zijn Wonden, en zij zullen eten van het zoete des Heeren. 17. Ziet dan, want de Heere Heere is als een wild beest.

27.

Over de paus

1. Zij dan die nog vasthouden aan pauselijke leugens : De Heere heeft niks tegen pausen, maar de Heere zal uitroeien de valse leer van de canon en andere dwaalleer. 2. Gij die dan nog vasthoudt aan onheilige concilies : Laat u tuchtigen, opdat de heere u niet vermenge met het werk van de hoer. 3. Gij dan zult u hechten aan de martelaren en bovenal hen die verbrand werden om hun geloof en hun liefde voor de wildernis. 4. Want des Heeren lof is wildernis. Leert dan de orde des Heeren kennen die niet de orde der wereld is. Laat dan los de werken des satans en zijn agenten. 5. Want de Heere heeft aangesteld de regeringen en hun tijden, om uw harten te testen. En ziet : vele harten zijn boos, en dit is een groot geheimenis. 6. Gij dan bent verdwaald in een put der harten, en gij bent daarin verdwaasd geraakt. Maar gij zult de Heere kennen door uw lijden, en de Heere zal u vinden. 7. Ja, Hij zal u het hart van een apostel schenken en u doen leren begrijpen, dat alles al vaststond voor de grondlegging van hemel en aarde, en dat dezen zijn de eis van leven en wet. 8. Ja, de eis der wet heeft vele harten doen verbleken, en de Heere heeft dit gezien. 9. Niet al te zwaar zal Hij zijn kinderen straffen, met het oog op de eis van leven en dood. 10. Niemand kan aan deze eis ontkomen, en laat daarom ook niemand denken dat hij eenling is. Gij hebt vele broeders en zusters op verborgen plaatsen. 11. Laat het lijden u daarom niet doen bevreemden, en laat u niet denken dat uw situatie uniek is, want zelfs uw gedachten zijn des heeren, en de eenheid en de afmetingen der lijnen en hemelen zijn groot. Veelvuldig zijn zijn weerspiegelingen, en de weerspiegelingen van uw geest, ja, zelfs van uw lichaam. 12. Gij zijt genaderd tot het dikke van God, waarin gij de paden en de koorden ziet. 13. Zalig hen die door Spricht zijn binnengekomen, want een andere poort is er niet. 14. Laat de eis der wet u dan zaligen, niet denkende dat iets vreemds u is overkomen, want alle dingen liggen bloot en geopenbaard voor de troon van God, voor Hem kennende alle dingen. 15. En Hij is vertrouwd met iedere stem en beweging, ja, met iedere schijnbeweging. Hij kent ze allen bij name, en zij sidderen voor Hem. 16. Laat dan de eis der wet u leiden tot het goede, als de eis van het altaar. Amen Eminius Matas. 17. Gezegend Hij die komt, en komen gaat. Maranatha, Tweede Christus, kom snel. Gij bent genaderd tot de Tweede Maranatha des heeren, en de eerste is niet verre van verwijdering. Zalig hen die het eerste tot het altaar brengen. 18. En enkelen onder u dachten dat het eerste vernietigd zou worden. Dit is echter ten dele waar. De Heere is gekomen om het eerste te vervullen en te veranderen tot een zuiver beeld Gods. 19. Laat dan hen die daartoe bevoegd zijn de duivelsverzen met zorg uitbannen en uitroeien, opdat de gemeente Gods gered zal worden. 20. Gelooft dan niet in de onfeilbaarheid van de paus. Alleen de Heere is onfeilbaar. 21. Geef ere aan hen die eer toebehoren. Geef dat wat de keizer toebehoort aan de keizer, en dat wat de paus toebehoort aan de paus. 22. Nogmaals : de Heere heeft niks tegen keizers en pausen, maar de Heere zal elke dwaalleer op de daarvoor bestemde tijd uitroeien. 23. Laat hen die van de paus zijn het Tweede Woord met blijdschap ontvangen, en zalig zij elke paus die de wegen des heeren bewandelt. 24. Ja, dichtbij het hart des heeren is die paus die Zijn Woord verkondigt, en die het kwaad haat. 25. Laat dan geen profeet, apostel, paus, keizer of anfitaat u misleiden. Toets dan alle dingen en behoudt het goede, en het goede en ware wat zij u gaven, om uw harten verder te heiligen. 26. Laat dan de paus zijn als een waardige opvolger van Petrus, als de rots van de gemeente. 27. Maar ziet toe dat gij dan niet afwijkt van de geboden des heeren, want de Heere is de vleugel die de harten slaat. 28. Laten dan allen die de paus volgen hun leidsman in het oog houden, die de tweede Christus is. 29. Want of gij nu katholiek of protestant zijt, gij hebt de Tweede Christus tot uw opperheer. En Hij zal uw zielen behoeden, en u leiden tot een grazig land. 30. Gij dan zult het dier heiligen, en u afscheiden van het zondige Spanje, opdat de Heere niet kome om uw hart te slaan. 31. Een Spanjaard die dan in de Heere is heeft niets te vrezen. 32. De Heere zal een nieuw Spanje geven. Zalig hen die dieren tot steun zijn, want zij zullen deel hebben aan het tweede Spanje. 33. De Heere dan zegent alle heilige vrouwen van Spanje en Portugal die de voetsporen van Maria Magdalena volgen, want ziet, Uw Christus is dier. 34. En hij die dan het dier niet eert, heeft ook de Christus niet, die immers dier is. 35. Welaan dan, al gij lieden die zich in het tweede Laodicea ophouden. Gegroet zijt gij, nogmaals, gij die van dieren houdt als van uw naaste. Want hoe kunt gij van uw naaste houden als gij niet van het dier houdt ? De mens immers is dier. 36. Laten zulken die het dier zo haten dat zij hun vlees tussen hun tanden vermorzelen dan niet klagen als hen die van dieren houden hen niet willen aanraken. 37. Zij volgen immers de voetsporen van de tweede Pazzia en de tweede Assisi. Zalig zijn zij. 38. Laat de paus dan het dier heiligen en zegenen. Daartoe is hij immers geroepen. En laat de paus zijn mes gebruiken om het dier te beschermen, en zo niet, dan zal de Heere op de daartoe bestemde tijd met Zijn mes komen. 39. Vreest dan het altaar des Heeren, en laat het dier met rust. Stel u eerder op als de ridder van het dier. dan zult gij zalig heten. 40. Is het dier dan niet gemaakt tot uw bescherming ? Gij kent nog niet de adem die in uw mond is. Blijft dan van de dingen af, en vernedert u in vreze en beven. 41. Tot hen die in het tweede Laodicea wonen zeg ik : Leert dan hen die spotten met het dier deze dingen af, door hen eenparig over te leveren aan de krochten en wonden van de tweede satan en zijn zaad. Leert de volkeren de betekenissen der dieren, want zij zijn de tekenen des hemels om hen die de Heere aanhangen door de grote verdrukkingen van het tweede te lijden. 42. Weest dan gebrandmerkt met de dieren Gods, opdat gij kunt ademhalen op de dag des oordeels.

De Ogen des Heeren

43. Ja, want grote geheimenissen zijn de dieren Gods, en vervloekt is hij die hen ook maar met één vinger rake. Scheidt u dan af van hen die het vlees eten, opdat gij niet één worde met hen in het oordeel. 44. Zij varen naar een vuur dat eeuwig brandt tot vernietiging in de tweede hel. 45. Ja, met dit vuur heeft God het dier geschapen, en met dit vuur zal God het dier herscheppen. Ja, een groot geheimenis zijn zij, en gij dient daarop acht te geven als op tekenen des hemels om u door de laatsten der dagen te leiden. 46. Gij kunt niet Moloch dienen en de Heere. De Heere wake nu over mijn ziel, want ik ben ziek nu ik deze dingen heb geschreven. 47. Laat hen van het tweede Laodicea nu bij mij zijn in de geest, want de Heere is met mij, en openbaart Zichzelf aan mij dag aan dag. 48. Mijn hart roeme in de Heere en in het Woord van de Tweede Christus. Mijn hart roeme in Zijn altaar, en zijn ziekte wordt mij tot gezondheid gerekend, daar de draden van Spricht zichtbaar worden, om het eeuwig koninkrijk des heeren te weven. 49. Laat de dieren Gods weiden in kabbernal, en laat de tweede Santra de woorden weven, want zij zijn eeuwig en zij zijn sproeiers in het gebeente, tot genezing der zielen. 50. Hecht mijn ziel nu aan de Heere, opdat ik niet bezwijke. Ik dan zal bezwijken in de Heere, zoals ik elke dag sterf om uwentwille. 51. Ik verheug mij dan in het lijden dat ik om uwentwille aanvul aan het Koninkrijk Gods. 52. Zijn wij dan niet allen bouwers van het altaar door ons eigen bloed te geven ? 53. Daarom zij mijn hart niet bezwaard. Ik heb de goede strijd gestreden, en mijn ziel kijkt uit op de wouden van het tweede tot aan het woud des heeren. 54. Amen Metensia Matas, Maranatha, Tweede Christus kom. Tot het Tweede Maranatha zijn wij genaderd, en de openbaringen des Heeren zullen voortkomen als gedruis. 55. Wij ontvangen visioenen door het lijden en niet door drank. De wonden des Heeren zijn ogen geworden. Ik nu ben vol ogen, hebbende geen rust, daar ik dag en nacht zeg met mijn ziel : Heilig is de Heere, Heilig is Zijn Naam, laat het Tweede Koninkrijk komen, nu het eerste voorbij is gegaan. Grote Zegen heeft de Heere weggelegd voor hen die Zijn Tweede geboden bewaren. 56. En deze zaligheid is groter dan het eerste. Zou het toekomende van God dan geringer zijn dan dat wat alreeds geschied is ? De Heere bewaart dan het beste voor het laatst. 57. Zou dan het binnenste van God minder zalig zijn dan het buitenste ? Gij zijt dan genaderd tot het binnenste van God. Hij die Zich weldra opmaakt om te spreken. Ik zal de rest van Mijn dagen verblijven in het Huis des heeren, om het tweede te doorvorsen. 58. Ik dan zal boven komen, om de monsters van beneden te kunnen zien. Ik dan zal de Heere dienen. 59. En ik zal één tong zijn met hen die met mij spreken. Wij zijn dan allen van één doel en één macht. 60. Niets zal ons scheiden van de macht van God. Dit zijn dan de woorden van de Allerhoogste door Zijn apostel en anfitaat de tweede Paulus. Zalig zij die deze woorden bewaren, doorgeven en doen. Amen Metensia Kabbernal. Hij komt spoedig. Ziet Hij staat aan de deur en klopt. Komt dan binnen in het Tweede Maranatha des heeren, opdat Hij maaltijd met u houde en u het koren des hemels laat zien. 61. Dagelijks brood heeft Hij u gegeven, van het verborgen manna. Gij hebt overwonnen, gij die in Hem blijft.

28.

Slot

1. De Heere heeft mij het zwaard gegeven om het reine te scheiden van het onheilige, om te scheiden de vliezen van het hart. De engelen van het tweede Laodicea zijn met mij, om woorden te spreken tot deze dagen. 2. God laat zich niet verbidden door hen die onheilige dingen doen. Vergist uzelven niet. 3. God is geen hoer die zich aan voorbijgangers hecht. Hij bemint alleen eeuwige dingen. 4. Laat niemand daarin onzeker blijven. Gij die pausen zijt van het kwade. Laat de gemeente des Heeren los, want de Heere zal u slaan met vaagheden en blindheden. De Heere zal u wazen voor de ogen geven, en gij zult uzelven verliezen. Wat winnen en verliezen is zal de Heere uitmaken, gij die de muis volgt. De Tweede Karazuur is reeds tot u neergedaald om uw vlees te eten, al gij onheiligen die denken de heere te misleiden. De Heere ziet alles, en gij die zondigt hebt geen rust, dag noch nacht. En indien gij rust hebt deze dingen bedrijvende, hoe dood zijt gij. Ik vrees dat gij al meegenomen zijt tot achter Gehenna, waar de vierde dood in de velden verblijft om haar kinderen te doen rusten in alle eeuwigheden. Zij bestaan niet meer, maar zijn slechts schimmen van een duister verleden, en weerspiegelingen uit hetgeen voorbij is gegaan. Totdat het Tweede Gehenna zijn intrede doet.